Hoofdstuk 11.2

101 6 0
                                    

Hoofdstuk 11.2

Fleur

Ondanks de waarschuwingen van mijn beste vriendin kon ik hem niet uit mijn hoofd zetten. De maandag brak weer aan, en zoals altijd kleedde ik mij aan, ontbeet en poetste mijn tanden. Het duurde niet lang of ik zat op de krakende stoel, achter een oud en vies tafeltje. Een zucht verliet mijn lippen, terwijl ik verlangend naar buiten staarde. Verlangend naar vrijheid. De zon brak door het wolkendek heen.

Het beloofde een heerlijke dag te worden en ik zat dus hier. Op een oude, krakende stoel. Gevangen tussen meerdere tafels en stoelen, in een veel te grote ruimte, met als enige troost twee grote ramen.

Ik baalde enorm en dat was nog zacht uitgedrukt. Ik wachtte totdat Ana naast mij plaats zou nemen maar dat gebeurde niet. Een diepe frons had plaatsgenomen op mijn voorhoofd. Later op de dag hoorde ik dat Ana ziek was en ik vond het jammer dat Ana dat mij niet via een sms'je of appje had laten weten.

Haar ziekte resulteerde erin dat ik grotendeels alleen was vandaag. Ik had andere vriendinnen, maar met Ana was ik net iets meer betrokken. Mijn andere vriendinnen waren druk bezig met hun uiterlijk en alle jongens die ze daarmee aan de haak konden slaan. Toen de pauze bel weerklonk, slaakte ik een zucht van opluchting en bevond mij tussen de mensenmassa naar de aula. Mijn vriendinnen wilden niet buiten zitten; dan zouden hun perfecte haren in de war waaien. Ik kon me voorstellen dat als je minimaal één uur per dag bezig was met je haar perfect in model brengen, dat het zonde was als de wind daar zijn eigen mening over had. Ik nam naast Merel plaats en in stilte at ik mijn groene appel op. Mijn blik gleed door de aula. Bas was in de verte bezig met een of ander kaart spelletje, samen met Daan en Sebastiaan. Margriet zat ondertussen op zijn schoot, waardoor Bas niets kon zien en gefrustreerde gebaren maakte met zijn vrije hand. Margriet moest lachen. Aan een andere tafel at Sem in stilte haar rode appel op. Met haar alternatieve kledingstijl was ze niet geliefd onder de leerlingen, wat ik niet begreep. Hoe iemand eruit zag, maakte toch geen zak uit? Zolang de persoon vanbinnen een goed, aardig en betrokken persoon was. Dat was wat er toe deed, het innerlijk. Een steek trok door mijn maag en ik gooide het klokhuis van mijn appel in de prullenbak. Ik ging zo op in mijn eigen gedachten, dat ik zelfs de hand op mijn schouder niet opmerkte. En zo ook niet de geschokte gezichten van mijn vriendinnen, die zelfs hun gesprek over mascara gestaakt hadden. Langzaam – mij van geen kwaad bewust – draaide ik mij om. Mijn mond zakte een stukje open, toen ik in een paar donkere ogen staarde. Jace Rimmer stond achter mij.

Niet alleen de ogen van mijn vriendinnen waren op mij gericht, maar ook die van de hele aula.

Ik kon wel zeggen dat de zenuwen door mijn buik heen gierden, al was dat erg zwak uitgedrukt.

Een misselijk gevoel trok door mijn maag heen, maar niet het soort waarvan je meteen je hoofd in een prullenbak wilde steken, om de volledige maaginhoud eruit te gooien. Nee, dit was anders.

Ergens was dit prettig te noemen. Ergens. Heel diep vanbinnen.

Ik wilde hem vragen wat hij hier deed, maar mijn mond voelde kurkdroog aan. Alsof er stekels van een cactus mijn mond prikten. Alsof mijn mond ten midden van de Sahara stond, zoekend en smachtend naar water. Zijn hand gleed naar beneden en vond de mijne. Langzaam trok hij mij van mijn stoel af – het had er romantisch uit moeten zien, maar dat deed het niet. De stoel kletterde achterover op de grond. De aandacht van die enkele leerlingen die nog geen aandacht voor ons hadden, was nu echt wel gewekt. Het was zelfs doodstil in de aula en ik kon wel door de grond zakken van schaamte. Jace had een stalen gezicht; geen enkele emotie was van zijn gezicht af te lezen. Dat vond ik jammer, maar ondanks dat gegeven, was het mij niet ontgaan hoe strak zijn kaaklijn was. Jace had een mooi gezicht.

Zijn hand lag nog steeds in de mijne en langzaam trok hij mij mee. Hand in hand verlieten we de aula. Met elke stap die ik zette, voelde ik mijn hartslag verder stijgen. Ik voelde het eerste zweet al klotsen onder mijn oksels en schaamde me daar voor. Wat als hij het kon ruiken? Ik bedacht me dat ik deodorant in mijn rugzak had gestopt vanmorgen, thank god. Nu nog een moment waarop ik het ongezien kon gebruiken. Mijn mond voelde nog steeds droog aan, maar toch wist ik uit te brengen wat ik al de hele tijd wilde vragen.

'Wat doe je hier?'

Toxic  #update elk weekend!Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu