Deel 32

2 0 0
                                    

De meneer wandelde door en sloeg een hoek om. Toen kwam hij terug. 'Waar zijn je ouders?' Vroeg hij. 'Waar is de container met kleren voor mensen die het zelf niet kunnen betalen?' Vroeg ik opnieuw. 'Dat weet ik niet, jongen, maar ik moet weten waar je ouders zijn. Je hoort hier niet alleen rond te lopen.' Dat hoor ik wel, dacht ik, ik ben een ridder! Ik probeerde een trucje: 'Ik vertel waar mijn ouders zijn als jij vertelt waar de container is met kleren voor mensen die het zelf niet kunnen betalen.' De meneer keek me vreemd aan. 'Goeie hemel, je bent doornat!' Zei hij. Ik vond 'goeie hemel' maar iets vreemd om te zeggen. Was er misschien ook een slechte hemel? En waarom is nat zijn iets dat bij de goeie hemel hoort? Nat zijn is net helemaal niet leuk, behalve in bad of als ik aan het zwemmen ben. 'Kom, dan geef ik je wat droge kleren, en daarna zoeken we wel uit waar je ouders zijn. Ik woon hier op het eind van de straat.' 

To Rome with a BikeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu