so 1

22 3 0
                                    

Voor Nederlands moesten we een verhaal schrijven waarin een deur, raam of andere doorgang een "belangrijke rol" had. Ik heb geprobeerd het erin te verwerken, maar ik weet niet of het helemaal gelukt is. Als je spelfouten of andere dingen ziet die ik kan verbeteren, laat ze gerust weten! Veel leesplezier <3

︵‿︵‿୨♡୧‿︵‿︵︵‿︵‿୨♡୧‿︵‿︵︵‿︵‿୨♡୧‿︵‿︵︵‿︵‿୨♡୧‿︵‿︵︵‿︵


Ik lig op bed met een trui van mijn broer aan. De trui ruikt naar zijn favoriete parfum en ik staar naar een foto van ons samen op het strand. Hij was rond de twaalf en ik was elf. We bouwden een zandkasteel en zagen er zo onschuldig uit. Maar mijn broer was helemaal niet zo onschuldig, daar kwam ik wel achter.

Ik denk na, over de dag dat alles veranderde, dat ik niet meer met mijn grote broer kon knuffelen en films kon kijken. We zouden nooit meer samen kunnen lachen. Ik was zo verdrietig en geschrokken, ik had nooit achter hem gezocht dat hij zo was. Hij was altijd zo lief voor me...

'Politie!' werd er geroepen. Mijn moeder rende geschrokken naar de deur. Ze deed open en een groep gewapende politiemannen stond voor de deur. 'Wij zijn hier voor Charlie Harding,' zei een van de mannen. Mijn moeder keek verbaasd. 'Wat heeft hij uitgespookt?' vroeg ze glimlachend, terwijl mijn vader naast haar kwam staan. 'Charlie is betrokken bij een ernstig misdrijf,' antwoordde de agent en dat was het enige antwoord wat mijn ouders kregen. Mijn moeders glimlach verdween snel en de agenten liepen naar binnen, om vervolgens ons hele huis door te zoeken.

Volledig in shock zat ik op de leuning van de bank, terwijl mijn moeder naast me kwam zitten. Ze sloeg haar armen om me heen en ik staarde voor me uit. Wat voor ernstig misdrijf? Charlie zou nooit iets slechts doen, daar is hij veel te lief voor, ze verwarren hem vast met iemand anders. Of dit is allemaal een droom en word ik straks gewoon wakker. Ik en mijn moeder bleven op de bank zitten, mijn moeder met haar armen om me heen, tot de agenten terug kwamen. Mijn vader kwam de keuken uit en mijn moeder liet me los. 'Charlie is niet hier, heeft u enig idee waar hij kan zijn? Vrienden of familie? Of gaat hij wel eens naar cafés of clubs?' werd er door een agent aan mijn ouders gevraagd.

'Hij kan misschien bij zijn neef of een vriend zijn, verder heeft hij weinig contact met familie of mensen van school en sport,' zei mijn moeder met een sombere blik. Ze gaf een van de agenten het adres van onze neef en de nummers van een paar vrienden van Charlie. Mijn vader draaide zich ondertussen om en hij keek me aan. 'Weet jij toevallig waar hij kan zijn, Flora?' vroeg mijn vader streng. Ik schudde mijn hoofd, misschien net iets te snel. 'Zeker weten?' Hij pakte mijn schouders vast. 'Je moet echt eerlijk zijn.'

'Zeker weten,' zei ik, maar ik loog. Ik wist zeker wel waar Charlie kon zijn en ik wist ook bijna zeker dat hij daar was.

'Ik ga even een luchtje scheppen.' Ik deed mijn schoenen en jas aan, pakte de huissleutel en ging naar buiten. Het werd al een beetje donker buiten en het was koud. Ik rilde even kort en ademde toen diep in en uit. Een ademwolkje blies ik uit mijn mond. Terwijl ik over de stille straten liep, dacht ik na. Wat als Charlie niet op de plek was die ik in gedachten had? Wat als we hem nooit meer terug zouden zien? Die gedachten zette ik snel uit mijn hoofd en ik liep stevig door, het bos in.

Na ongeveer tien minuten lopen kwam ik aan bij een stenen huisje. Het vierkante gebouwtje stond diep in het bos en de grijze stenen muren waren vol gegroeid met klimop. Er zat een klein vierkant raam in met een wit gordijn en naast de deur stond een tuinkabouter met een rode muts. Ik keek naar de bruine houten deur. Die was gesloten, maar er viel me onmiddellijk iets op. Ik zette een stap dichterbij en glimlachte. Met mijn hand raakte voorzichtig ik het kleine kettinkje aan de deurklink aan. Het zien van het zilveren kettinkje maakte me zo blij dat ik wel kon gillen.

Sinds die dag ging ik wekenlang elke dag naar het huisje. Soms bleef ik de hele middag weg en soms een half uurtje. Ik vertelde mijn ouders dat ik sinds Charlie's verdwijning veel stress had en dat ik daar goed mee om kon gaan door een stuk te wandelen. Dat klonk wel logisch voor mijn ouders, dus zeiden ze er niks van. Maar toch keken ze even raar op als ik een paar keer per week met eten en drinken vertrok.

We werden gebeld met het nieuws dat mijn broer ook niet was gevonden bij onze familie of zijn vrienden. Niemand had iets van hem gehoord. Dagenlang werd er gezocht naar Charlie, de halve school werd ondervraagd en ons huis werd nog eens doorzocht. Het was raar om die vreemde mannen zo door je spullen te zien snuffelen. Ze trokken elk laatje en elk deurtje open. Ze hadden zelfs mijn laptop meegenomen om te onderzoeken. Maar ze vonden niks, Charlie was spoorloos.

Mijn ouders waren er kapot van, vooral mijn moeder. Ze dacht dat ze Charlie nooit meer terug zouden zien. Soms als ik in bed lag, hoorde ik haar tot diep in de nacht huilen. Normaal was ik net zo gevoelig als mijn moeder en brak ik bij de kleinste dingen al, maar dit keer huilde ik niet. Ik wist dat alles goed zou komen, dus maakte ik me geen zorgen.

Net als gewoonlijk ging ik na school weer terug naar het huisje. Ik checkte het kettinkje en duwde de deur open. 'Ik ben er weer,' zei ik zachtjes. Daar zat hij, mijn broer, op de versleten bank in de hoek van de kamer. Ik liep naar hem toe en omhelsde hem. Daarna plofte ik naast hem neer en begon te praten. Over mijn schooldag, welke lessen in had, dat ik en mijn beste vriendin uit de wiskundeles waren gestuurd en dat ik al begonnen was met leren voor de aankomende toetsweek.

Toen ik klaar was met mijn verhaal keek ik op mijn telefoon. Het was al half vijf en ik moest nog huiswerk maken, dus besloot ik te vertrekken. Ik zei Charlie gedag en liep op mijn gemak terug naar huis. Toen ik de deur open deed en de gang in stapte voelde ik dat er iets mis was. Het was helemaal stil in huis, naast het gesnik wat uit de woonkamer kwam.

Ik deed snel mijn jas uit en liep de woonkamer in. Daar trof ik mijn ouders aan op de bank. Mijn vader had zijn arm over de schouders van mijn snikkende moeder. 'Wat is er aan de hand?' vroeg ik verbaasd, terwijl ik op mijn ouders af liep. Mijn vader pakte mijn handen vast en haalde diep adem. 'Flora... De politie heeft net gebeld, ze hebben Charlie gevonden.'

Dat maakte het alleen nog maar verwarrender, zijn ze in die tien minuten dat ik onderweg naar huis was bij het stenen gebouwtje in het bos geweest? 'Dat is fijn toch?' vroeg ik maar. Mijn vader schudde zijn hoofd. 'Hij lag in de sloot en ademde niet meer. Volgens de politie is hij al ruim een week niet meer in leven,' zei mijn vader.

'Dat kan niet. Ik ben net nog bij Charlie geweest,' riep ik uit. Mijn vader keek me verbaasd aan. 'Waar ben je geweest dan?'

'In het bos, op óns plekje.' Ik begon te huilen en mijn moeder trok me op schoot. 'Adem even diep in en uit. Kan je ons dit misschien uitleggen?'

Ik begon te vertellen over de afgelopen dagen, dat ik elke keer na school naar het huisje ging. Dat het wandelen een smoesje was om weg te kunnen komen, omdat ze hem anders op zouden pakken. Ik legde alles uit en na afloop begon ik weer te huilen.

'Flora, ik denk dat je je dit verbeeld hebt... Charlie is nooit in het huisje geweest. Een van zijn vrienden heeft bekend dat hij Charlie de eerste paar dagen in zijn schuur heeft laten slapen. Daarna is hij naar een nieuw adres vertrokken, maar daar nooit aangekomen. De politie denkt dat hij gewurgd is en na een paar dagen in de sloot gegooid.' Ik zag mijn vader breken op het moment dat hij de woorden uitspreekt. 'Charlie heeft gehandeld in drugs en twee mensen vermoord. De dader was waarschijnlijk een familielid van een van Charlie's slachtoffers of iemand aan wie hij iets heeft verkocht.'

Ik was sprakeloos, dit is allemaal een grap. Een slechte grap en straks springt Charlie gewoon vanachter de deur tevoorschijn, maar dat gebeurde niet. Een paar dagen later was Charlie's begrafenis. Ik heb dagenlang gehuild en heb een psycholoog bezocht die goed heeft geholpen.

Het is nu inmiddels twee maanden geleden dat ik te horen kreeg dat ik mijn broer nooit meer in leven zal zien. En ik denk er nog vaak aan. Mijn vriendinnen en ouders hebben me goed gesteund, maar toch is het nog lastig om te bedenken dat het een verbeelding was; al die dagen dat ik de zware deur open duwde, door de deuropening stapte en Charlie op de bank zag zitten. Ik ga nog een keer per week naar het huisje en vertel dan alles wat ik tegen hem zou willen zeggen, net als ik vroeger deed. Op die manier voelt het toch nog alsof hij bij me is.

VlindervleugelsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu