CASPER

3 2 0
                                    

Casper

Ik vraag me vaak af hoe mijn leven had kunnen zijn. Hoe het had geweest als mijn leven niet was geëindigd op de dag dat het begonnen was. Ik had graag willen voelen hoe mijn moeder mij in haar armen hield, toen mijn vader met schuddende schouders naast haar stond. Zijn armen om haar heen geslagen. Ik wist dat er iets niet klopte, het moment dat ik mezelf kon zien liggen, bleek en een beetje blauw. Ik keek om me heen, achter mij scheen een licht zo fel dat ik niet begreep dat de kamer waar mijn lichaam in lag nog altijd donker was. Ik hoorde vaag een stem naast me, die me aanmoedigde mee te gaan, het licht in. In het licht zag ik dat een hand zich naar mij uitstrekte, maar ik nam hem niet aan. Ik kon niet afscheid nemen van mijn ouders, voordat ik wist wie ze waren. Ik had ze negen maanden tegen mij horen praten, hun liefde gehoord en gevoeld. Ik kon dat nog niet loslaten.

Dat is inmiddels vijftien jaar geleden. Al die tijd ben ik dicht bij mijn ouders gebleven. Het deed me pijn dat ze nog zo lang na mijn dood verdriet over mij gehad hebben, maar het voelde goed om te weten dat ze steun in elkaar konden vinden. Ik heb ook wel geprobeerd om het ze duidelijk te maken dat ik niet weg ben, dat ik met ze mee knuffel en bij ze aan de keukentafel zit tijdens het eten. Het is me nog nooit gelukt, maar soms krijg ik wel het idee dat ze het weten, alsof ze me op een bepaalde manier kunnen voelen. Vijf jaar geleden stond mijn wereld plots op zijn kop: mijn moeder was opnieuw zwanger geraakt. Ik voelde de blijdschap in hun hart gemixt worden met de angst dat opnieuw zou gebeuren, wat er met mij gebeurd was. Maar geen van beide ouders zou dat ooit aan de ander toegeven. Toegeven maakte dingen te echt, had ik al geleerd.

Maar het kindje kwam er. En ze bleef. Vanaf het moment dat ik haar zag, was ze het mooiste en het meest bijzondere dat ik ooit in mijn bestaan had gezien. Haar kleine handjes, kleine voetjes en haar blonde haren die tegen haar hoofdje geplakt waren. Ik wist op dat moment dat zij de reden was dat ik vijftien jaar geleden gebleven was; zij was belangrijker dan ieder ander schepsel op aarde.

Ik verschuil me nu in haar slaapkamer; mijn kleine zusje wordt net op bed gebracht door onze moeder. Ik zit op het lage stoeltje bij het witte bureautje dat in de hoek van de kamer staat, maar er is niemand die mij opmerkt. Mijn moeder kust het voorhoofd van m'n zusje, aait zachtjes door haar haren heen en verlaat even later de kamer. De deur laat ze op een kier staan, om het licht van de hal naar binnen te laten gaan en de kamer in een donkergele gloed achter te laten. Ik wacht even en verplaats me dan van het stoeltje naar de rand van mijn zusjes bed. Hoewel ik het zachte matras en de warmte van de dekens niet kan voelen, zit ik comfortabel. 's Nachts voer ik de rol uit waarvan ik nu weet dat dat de reden is dat ik op aarde gebleven ben, zelfs toen ik het aanbod kreeg om naar de hemel toe te gaan. Ik heb mijn ouders vaak horen spreken over de hemel, dus ik weet nu wat dat is. Ze denken dat dat is waar ik ben, en hoewel dat letterlijk gezien niet zo is, denk ik dat dit misschien wel mijn eigen persoonlijke hemel is. Hier, in de slaapkamer van mijn baby zusje, weet ik dat mijn bestaan alsnog betekenis heeft gekregen.

Niet veel later ligt ze te slapen. Haar ademhaling is diep en regelmatig, haar haren liggen losjes over haar gezicht en op haar kussen en ze heeft haar dekens tot net over haar kaaklijn omhooggetrokken. Ze lijkt warm en comfortabel, veilig verscholen onder het zachte dekbed. Ik reik mijn hand uit en raak zacht haar wang aan, streel er met de achterkant van mijn vingers overheen. Een paar jaar geleden kwam ik erachter, dat ik meer kon met mijn geest dan ik dacht. Ik dacht altijd dat ik enkel kon observeren, dat wellicht een enkeling mijn aanwezigheid enigszins kon voelen, maar het bleek dat ik ook, met een simpele aanraking en genoeg wilskracht, de dromen van mensen kon ontwerpen. Sinds het moment dat ik daarachter kwam, heb ik altijd 's nachts bij mijn zusje aan haar bed gezeten. Ik hoef enkel mijn hand tegen haar hoofd te leggen en een mooie droom te bedenken en dat zal zijn waar zij die nacht over droomt.

Vannacht laat ik haar dromen over een roze fantasiewereld, met wolken gemaakt van suikerspin en waar de bomen gemaakt zijn van lolly's en zuurstokken. Met mijn hand tegen haar voorhoofd, sluit ik mijn ogen. Ik zoek in mijn hoofd naar de connectie die ik met mijn zusje deel. Ik zie het als een soort kleine sterrenhemel met miljoenen kleine, zwevende sterretjes en paarse en blauwe lichtstromen. Ik focus op een van de kleine lichtpuntjes en voel hoe mijn geestelijke lichaam wordt meegetrokken in het licht van de ster. Dit wordt haar droom, ik schep haar wereld. De vloer is gras, maar felroze. De lucht is babyblauw en vol met regenbogen. De wolken zijn gemaakt van gekleurde suikerspin en hangen laag in de lucht, zodat kleine meisjes er ook bij kunnen. In haar boekenkast had ik eerder vandaag een nieuw boek gezien over fantasiedieren, dus ook eenhoorns en andere zachte diertjes kunnen niet ontbreken in haar droomwereld. Ik kijk even later tevreden toe, hoe het kleine meisje met dansende blonde vlechtjes door het landschap huppelt.

Een paar uur later breekt de ochtend alweer aan en verzameld mijn familie zich rond de keukentafel. Ik blijf nog even achter in de slaapkamer van mijn zusje en luister van achter de open deur mee met de gesprekken die gevoerd worden. Ik hoor mijn vader vragen waar mijn zusje vannacht over gedroomd heeft en ik moet glimlachen om hoe enthousiast ze begint te vertellen over de eenhoorns en regenbogen. Ik schrik op zodra ik haar ineens hoor zeggen dat ze niet alleen was in haar droom. Hoewel ik verwacht dat ze het heeft over de vele dieren, die vannacht haar vriendjes zijn geworden, zegt iets in mij dat ze meer heeft gezien dan ik wist. Terwijl mijn moeder stilletjes naar mijn geboortekaartje aan de muur kijkt, wordt mijn vermoeden bevestigd. Mijn zusje begint met een grote glimlach op haar gezicht te vertellen over de oudere jongen die bij haar was in haar droom. Alsof ze het doorhad, heeft mijn moeder inmiddels mijn geboortekaartje van de muur gehaald en houdt het in haar handen stevig tegen haar borst aan. Ik zie hoe haar mond een glimlach probeert te onderdrukken, maar in haar ogen staan tranen. Het is bijna alsof ze het weet, alsof ze me ergens toch nog kan voelen en weet dat ik voortleef in haar, in mijn vader, maar vooral in de dromen van mijn kleine zusje. Ik voel een golf van opluchting over me neerkomen. Voor het eerst in jaren weet ik met volledige zekerheid dat ik de juiste beslissing had gemaakt, toen ik koos om hier te blijven, in plaats van de hand aan te pakken en mee te gaan. Mee het licht in gaan had mij ongetwijfeld veel goeds gebracht, maar bij mijn familie kunnen zijn en te weten dat ze mij nog kunnen voelen, dat is voor mij de echte hemel. Dit is waar ik thuishoor.

CasperOù les histoires vivent. Découvrez maintenant