hij lag in het gras, hij keek naar de sterren,
hij genoot er van, van die sterren en de vrisse bries door zijn haren,
hij genoot van de stilte om hem heen,
achter hem hoorde hij geritsel dus hij stond op,
daar in de bosje zag hij iets,iets vaag, een soort shim
de shim en het geritsel maakte hem een beete bang,
maar hij wou wel weten wie of wat hem gestoord had,
stap voor stap liep hij richting de shim,
hij zag het zwart worden voor zijn ogen en voelde een hevige steek in zijn rug,
langzaam zakte hij op de grond,
daar lag hij dan, op de grond en niemand die hem zag.
YOU ARE READING