Hoofdstuk 7

723 34 13
                                    


Ik zat met Brigitte aan de ontbijttafel met mijn gsm in mijn trillende hand. 'Of jij vraagt je overplaatsing aan, of ik doe het.' Stond er op mijn scherm, klaar om verzonden te worden naar Koen. En dan raakte mijn vinger het kleine knopje van de touchscreen aan. Weg was het bericht, klaar om aan te komen bij Koen. Ik drukte mijn gsm uit. Ik begon een gesprek met Brigitte, maar het onderwerp 'Koen' werd vermeden. Tot Brigitte opeens vroeg: "Zou je niet beter wat verlof nemen? Je bent misschien... Niet helemaal hersteld..." Haar woorden waren voorzichtig, maar ze drongen binnen alsof er een spijker los door mijn huid geklopt werd. "Doe ik mijn werk niet goed genoeg ofzo? Val ik je teveel lastig?!" schreeuwde ik woest, ik voelde me zo verraden door de persoon die ik aanzag als beste vriendin. "Je hebt emotioneel nogal veel meegemaakt, Tin" haar kalmte gaf mij nog meer stress. "Vergeet het maar! Ik ga wel op hotel!" Ze beet op haar lip. "Ik zie je op het werk" hoorde ik nog, voordat de deur met een harde klap toeviel. Ik stapte mijn auto in en vertrok. Naar een plek waar ik niet wou zijn, vol mensen die ik niet wou zien. Gezellig.

"Koen, Tineke, jullie gaan op patrouille. Graag met een glimlach" verdeelde de chef onze taken. Dat ging weer leuk worden, de hele dag in de auto zitten met hem zonder een woord te zeggen. Ik stond op om naar de auto te lopen en Koen deed hetzelfde. Bij de kleedkamers hield hij me even tegen en hij trok me mee naar binnen. Voor ik weg kon had hij de deur al op slot gedaan de sleutel in zijn zak gestoken. "Heb je jouw overplaatsing al aangevraagd? Moet ik het anders nu gaan doen?" zei ik, zonder hem aan te kijken. "Luister gewoon even!" smeekte hij. "Voel je dan helemaal niks voor mij?" vroeg hij, toen ik geen antwoord gaf. "Je hebt mijn relatie met Lars verpest! Wat denk je nu?" vloog ik uit. "Ik heb je tot niks verplicht! Jij bent vrijwillig met me mee gegaan he! Je hebt die zelf verpest!" Ik wist dat hij gelijk had, maar toch, hij had het aan Lars verteld. Ik schudde mijn hoofd. Koen was nog niet klaar: "Wil je onze vriendschap van 5 jaar zomaar opgeven? Beteken ik dan helemaal niks meer voor jou?" aan Koens bibberende stem kon ik horen dat ook hij moeite moest doen om niet in huilen uit te barsten. "Als ik iets voor jou betekende had je mijn leven niet kapot gemaakt" sloot ik het gesprek af, waarna Koen te sleutel teruggaf en we eindelijk vertrokken. Toen we uit de kleedkamer kwamen keek zowat de hele kantoortuin ons aan en weer moest ik moeite doen om mijn tranen in bedwang te houden.

"Dispatch voor Alfa110" klonk er door de walkie. "Alfa110 luistert." Was mijn standaard zinnetje. "Er zou een agressieve loslopende hond een man aangevallen hebben in de Kasteelstraat, de ambulance is onderweg." Ik zei nog dat we erheen gingen en zette den blauwe op. "Ter hoogte van welk adres?" vroeg Koen, maar Roland had het niet gezegd. "Geen idee" antwoordde ik dan maar kortaf. De Kasteelstraat was niet ver, dus waren we er snel bij. Ik zag meteen een man, kreunend op de stoep liggen en zonder kijken stak ik de straat over. Ik voelde opeens van alles, maar het werd zwart voor mijn ogen.

"Mevrouw? Hallo? Mevrouw Schilebeeckx?" Ik hoorde een stem, maar wist niet van wie die kwam. Zachtjes kreunde ik. "Kunt u uw ogen openen?" Ik probeerde, maar ik was zwak. Ik vroeg me af waar ik was, maar vooral bij wie. Mijn ogen gingen open, maar niet ver. Er was licht, fel licht, waardoor mijn ogen pijn deden. "Mevrouw, hoort u ons?" vroeg diezelfde stem al weer. Kreunend zei ik iets wat een 'ja' zou moeten voorstellen. "Probeer uw ogen nog eens te openen, alstublieft. Nu ging het beter. Ik schrok minder van het licht en ik zag het beeld van twee ambulanciers. Ik probeerde me te herinneren wat er gebeurt was, maar in mijn hoofd was alles één groot zwart gat. "Waar ben ik?" mijn stem beefde. "In de ziekenwagen" antwoordde de grootste man. Ik keek rond me en inderdaad, ik bevond me in een ziekenwagen. "Kent u uw naam nog?" vroeg de kleinere ambulanciers. Ik knikte. "Tineke Schilebeeckx, maar wat is er gebeurt?" De twee mannen keken elkaar aan. Ze fluisterden, maar ik kon hun toch verstaan. "Dat zou kunnen kloppen, met wat er op haar naamkaartje staat" De andere knikte alleen maar. 'Naamkaartje' Had ik dat dan? Ik keek naar mijn voeten, ik had mijn uniform aan. Ja, dat klopt, daar staat inderdaad T. Schilebeeckx op. "U liep de straat over, zonder kijken," begon de kleinste man. "maar er kwam een auto aan, als uw collega u niet achteruit getrokken had was u er onder gelopen!" vulde nummer twee aan. Plots herinnerde ik me alles weer. De ruzie, de gewonde man, de hond... En toen moest ik aan Koen denken. "Koen?! Waar is hij?" riep ik uit. "Uw collega bedoelt u? Hij is naar het ziekenhuis afgevoerd, hij ligt waarschijnlijk in coma" De woorden sloegen in als een bom. Ik sloeg mijn handen voor mijn mond. Had hij zijn leven opgeofferd voor dat van mij? Tranen sprongen in mijn ogen. "Nee! Nee!" ik huilde, schreeuwde en gilde tegelijk. Ik had daar moeten liggen, niet hij! "Ik moet naar hem toe!" De ambulanciers keken elkaar aan. "U heeft een flinke hoofdwonde, door de smak tegen de grond, we hebben die hier al genaaid maar u moet naar het ziekenhuid om te kijken of u er niks aan overgehouden heeft.." snel onderbrak ik hem: "Mag ik daarna naar Koen?" Weer die irritante blik van de twee mannen. Alsof hun ogen overlegden. Maar dan knikten ze en een gevoel van opluchting overviel me.

Lekker vroeg, speciaal voor jullie ;)

Strijd ~ De BuurtpolitieWhere stories live. Discover now