Hoofdstuk 15

233 15 4
                                    

Wangen nat, ogen droog.

'Nee, hij moet naar een ziekenhuis!' Riep ik en volgde de elfen die Nathan op een draagrek hadden gelegd en hem ergens mee naartoe droegen.

'Hoe moet hier weg, god alsjeblieft, ik moet hem naar een ziekenhuis brengen.' Herhaalde ik met een keel te droog om het er stevig uit te laten komen.
Ze droegen Nathan ergens binnen en ik wou hem weer volgen maar iemand nam mijn pols stevig vast.
Dat was het moment dat ik instortte. Nathan uit mijn vizier en het gevoel dat het mijn schuld was werd enkel groter. Ik had nooit gedacht dat dit zou gebeuren. Ik had nooit gedacht dat iemand een dolk recht in zijn buik zou rammen. Ik had nooit gedacht dat ik zo zorgeloos zou zijn dat ik hem alleen zou laten. Het was niet enkel mijn taak als boswachter om mensen te beschermen, maar ook als vriend was ik gefaald.

Twee sterke armen trokken me in een stevige omhelzing.

'Luister naar me, we gaan hem hier verzorgen. Onze genezers zijn momenteel beter dan die van jouw wereld. Hij heeft al te veel bloed verloren en helemaal terug uit het bos brengen en dan naar een van die ziekenhuizen zou hij niet meer overleven. Daarbij kan het mes vergiftigd zijn en het tegenmiddel zal dan enkel te vinden zijn in deze wereld.'
Bij het woord vergiftigd schrok ik recht en keek hem angstig in de ogen.

'Vergiftigd? Oh nee, Jona, alsjeblieft zeg me dat dat niet zo is, alsjeblieft.' Mijn handen grepen naar die van hem.

'Ik beloof dat hij zal genezen.' Mompelde hij en hield zijn blik strak op die van mij gericht.
Zijn ogen spraken altijd zoveel boekdelen, net zoals nu kon ik duidelijk zien dat hij het meende.
Hoe kon hij toch altijd in enkele minuten tijd zo hard veranderen?

'Dank je.' Mompelde ik zacht, rechte mijn schouders en veegde met de rug van mijn hand mijn tranen droog.
Een mondhoek ging iets naar boven als hij rechtstond.
Zijn handen namen die van mij en hij trok me van de grond.

'Kijk nu hoe je eruit, al dat bloed.' Zijn ogen blijven gericht op mijn handen die vol opgedrongen bloed hangen dat ooit van Nathan was.
Een diepe zucht verlaatte zijn lippen en hij nam me mee naar een kamer waar hij me op een bed zette.

'Laat me je helpen.' Zei hij zacht en haalde een vochtige doek waarmee hij mijn handen schoonveegde.
Teder hielden zijn handen die van mij vast en gefascineerd keek ik naar zijn gezicht.

'Het is niet jouw schuld, dat weet je toch. Beschuldig jezelf niet zo. Doe jezelf dat niet aan.' Zei hij zacht en hield zijn ogen op mijn handen gericht.

'Dank je, ik weet dat je dit niet moet doen. Ik weet ook dat je Nathan niet mag, daarom ben ik enkel dankbaarder.'

'Wees niet, als prins is het mijn verantwoordelijkheid dat er niets gebeurd met de gasten. Dat er iets met hem is gebeurd, het is mijn verantwoordelijkheid.' Voor een seconde keek hij op en schuld was verspreidt in ogen.

'Je ziet er moe uit, ga maar slapen.'
Voor ik kon protesteren sprak hij opnieuw.

'Als ik meer weet over hoe het is met Nathan zal ik je wakker maken, maar ga nu slapen, Eirian. Ga nu maar slapen.'
Zijn hand lag op mijn wang en zijn vinger streek zacht over mijn huid.
En ik deed wat er van me gevraagd werd.

Vanaf dat mijn hoofd het kussen raakte sloeg de slaap me in het gezicht.

Het leken wel minuten dat ik sliep, maar als ik iemands stem naast me hoorde waren mijn uren van nachtrust voorbij.
En dus ook van de uren dat ik niet aan de vreselijke dingen die er de vorige dag waren gebeurd.

'Nathan? Hoe is het met Nathan?' Vermoeid kroop ik recht van het bed dat me warm had gehouden voor enkele uren.

'Eirian? Jona zei dat je nog sliep.' De stem leek op die van Tia en als ik mijn ogen opende bevestigde ze het me.

Het boswachtershuisjeحيث تعيش القصص. اكتشف الآن