Hoofdstuk 9

1.7K 88 6
                                    

We zitten met z'n tweeën aan mijn bureau met het papier voor ons. 'Laat me de foto nog eens zien.' zegt Elina. Ik geef haar mijn telefoon. 'Toen ik vanmiddag op jou aan het wachten was op het station zag ik dat er vage lijnen over het papier lopen, zie jij ze ook?' 'Ja ik zie ze. Geef mij het papier eens.' Ik geef haar het papier. Elina kijkt geconcentreerd van het beeldscherm van mijn telefoon naar het papier en weer naar het beeldscherm van mijn telefoon. Ze legt mijn telefoon neer en begint te vouwen. 'Wat doe je?!' 'Rustig maar, het zijn vouwlijnen.' Ik knik met een twijfelend gezicht. 'Als jij het zegt.' Ik sta op en ga op bed liggen, dit wordt toch niks.

'Wie tot de heksen behoort weet maar al te goed dat deze spreuk moet.' hoor ik Elina opeens zeggen. 'Wat?' 'Wie tot de heksen behoort weet maar al te goed dat deze spreuk moet.' Ik ga recht overeind zitten. 'Dat is wat er staat.' Ik loop naar het bureau toe en ga naast haar zitten. Ik trek het papier uit haar handen en lees het nog een keer. 'Welke spreuk? En, heksen?' 'Ja ik heb ook geen idee. Wat voor een jongen is die Brandon?' 'Ja een mysterieuze jongen, maar blijkbaar ook een heks.' We lachen allebei even. 'Nee maar serieus Saar, heksen bestaan niet dat weten we allebei. En bovendien zijn er alleen maar vrouwelijke heksen.' 'Ja dat is waar.' Stilte. 'Maar Elina, waarom leest hij elke les dan in dat boek? En waarom is die bladzijde zo belangrijk voor hem?' 'Ik denk dat die rare woorden op deze bladzijde die ''belangrijke spreuk'' is die ze in het rijmpje noemen. Dit is de spreuk die "moet" volgens het rijmpje.' We kijken elkaar aan. Dan kijk ik nog eens naar de bladzijde. Brandon? Een heks?

Die ene jongenOù les histoires vivent. Découvrez maintenant