Het eerste hoofdstuk.

202 10 6
                                    

We openen een boek vol met de geschiedenis van de vele landen van de Kingdom. Het is geschreven door een onbekende.
Zullen we er ooit achterkomen wie dit heeft geschreven? Misschien moet dat nog komen. Begin eerst nou maar gewoon met lezen....

Eleisa:
Afgevallen bladeren en takken lagen overal verspreid over de grond. Een dikke mist walmde over de grond als een dichte, koude deken. De lucht was grijs en er was geen zon te bekennen. Het was erg stil, te stil...
Plotseling kraakten de takken en verscheen er een jonge vrouw tussen de bomen die hun bladeren waren verloren aan... het leek wel een brand.
Het viel nu pas op dat er kleine vlokken as door de lucht heen dwarrelden op een zachte bries. De lucht rook naar bloed en deed denken aan de dood.
De jonge vrouw sloop voorzichtig door het afgebrande landschap. Ze droeg een bruine jurk die waarschijnlijk vroeger erg lang was. Maar hij was afgescheurd tot aan boven haar knieën. Ze droeg zwarte schoentjes die ooit hadden geglommen in het zonlicht. En een aantal bruine bandjes waren om haar armen gewikkeld. Haar donkerblonde haar zat bij elkaar gewikkeld in een knot.
Ze stopte plotseling met lopen toen ze aan de rand van het verbrande bos kwam. Een grauw grasveld strekte zich voor haar uit. In de verte was een enorme berg zichtbaar.
De vrouw keek eerst goed om zich heen voordat ze begon te rennen. Vastberaden de berg te bereiken stormde ze er heen. Maar ze werd van achteren verrast door een enorme spin die haar vanachter in haar nek beet. De vrouw pakte een klein ijzeren zwaardtje en stak de spin in zijn kop. De spin verslapte meteen. Zo kon ze hem van zich afgooien en verder rennen. Haar volgende vijand ging haar te lijf. Een zombie kwam op haar aflopen. Ze stak hem in zijn buik voor hij ook maar iets kon doen. Voor ze verder kon rennen werd ze geraakt in haar arm door een pijl. Ze slaakte een pijnkreet en keek naar waar die vandaan was gekomen. Een levend skelet stond op een paar meter afstand van haar en hij hield zijn boog klaar om nog een pijl af te vuren. De vrouw was hem voor en gooide haar mes in zijn richting. Haar mes raakte zijn hoofd die in stukjes brak en op de grond viel. Ze rende erheen om haar mes te pakken. Daarna begon ze weer met rennen.
Achter haar waren er een horde zombies opgedoemd uit de mist. Die hadden haar pijnkreet waarschijnlijk gehoord. Ze stormde over een heuveltje heen dat leidde naar een pad. Die ging naar de grote berg.
Enorme gouden letters stonden boven een enorme ingang. De randen daarvan waren van ijzer en de hoeken waren van diamant.
Het steen van het pad ging over in hout. Toen de vrouw binnen was greep je meteen naar een hendel die aan de rechterkant van de poort zat. Ze hield hem over en de poort begon langzaam dicht te gaan.
De vrouw hield haar mes voor zich voor de zombies die sneller en sneller vooruit leken te komen. Twee van de groep kwam onder de poort voordat die dicht ging. De vrouw greep haar zwaardtje vast en ging de twee monsters te lijf. Een greep ze bij de haren, voor wat daar nog van over was. En de andere trapte ze met haar voet naar achter. Ze stak haar mes meteen daarna in zijn hoofd. Daarna draaide ze zich om naar de andere zombie die zijn haar had losgerukt. Hem gaf ze een flinke stomp in zijn buik waardoor hij op de grond viel. Ze stampte in het voorbij gaan met haar voet op zijn hoofd waardoor hij levenloos bleef liggen.
Toen kon ze buiten adem verder de grot in lopen.
Het was enorm. Niet alleen naar beneden maar ook omhoog. De berg was blijkbaar hol. Het stonk er verschrikkelijk, alsof er honderd mensen lagen te rotten. Een enorm stelsel van boomstammen strekte zich voor haar uit. Ze keek uit naar een plek waar ze naar beneden kon.
Ze rende een brug op. Her en der misten er planken dus ze moest uitkijken of ze niet viel.
De vrouw stond even stil om even te oriënteren via waar ze het beste naar beneden kon. Toen ze een trap in het oog kreeg rende ze er heen op haar hoede voor elk monster die haar zou kunnen aanvallen. Stapje voor stapje sloop ze naar beneden via de trap. Het kraakte en sommige treden moest ze overslaan omdat ze misten.
Ze stapte van de laatste trede af en ging een huis binnen. Alles leek nog alsof de ramp nooit was geweest. Alleen het was stil. Te stil... geen geluid was er te horen. Niet eens de wind, maar dat klopte, ze stond in een berg.
En huizen stonden in de berg. Als een stad onder de grond. En er hingen kapotte gebouwen aan het plafond aan grote kettingen. Die kon ze zien vanuit het raam van het huis die ze binnen was gegaan.
De vrouw pakte haar dagboek tevoorschijn zodra ze het zich makkelijk had gemaakt in een oud bed in een van de kamers.
Met gouden letters stond Eleisa op het boek. Ze begon met schrijven. Waarschijnlijk beschreef ze haar dag. Wat niet veel anders was dan haar andere dagen. Veel monsters, dit maal iets anders want ze had een stad in een berg gevonden.
Het boek was van de vrouw. Ze had het gekregen van haar oma. Toen ze een klein meisje was schreef ze er al in. Eleisa schreef er al haar zorgen, nieuwtjes en liefdes in. Toen ze door het boek bladerde grinnikte ze zachtjes. Dat ging over in een licht gesnik.
Ze legde haar boek weg en legde haar hoofd op het kussen. Ze ademde diep in een sloot haar ogen. Het leek haar een beter idee om de volgende dag te gaan onderzoeken in deze berg.
Al snel viel ze in een diepe slaap om de volgende ochtend fris wakker te worden.

Een Kingdom verhaalWhere stories live. Discover now