1.1 - Kotsen en een stomme tafel

156 14 5
                                    

Licht drong zijn ogen binnen, in de verte hoorde hij een stem. Hij kreunde en haalde diep adem. Joël lag in het grote bed, de jongen die de vorige dag achttien was geworden leek kwetsbaar en klein op het bed. De verzorgster drukte op het knopje om het bed omhoog te doen, hij lag nu al 24 uur te slapen, het was tijd voor hem om wakker te worden.  

'Nog gefeliciteerd,' zei ze, Joël kreunde als antwoord. Iedereen, behalve zijn moeder, zou zijn verjaardag vergeten zijn. Hij vond het wel best, waar zou hij zijn vrienden moeten uitnodigen voor een feest, in zijn oude, gebrekkige huis? Het geluid van een doodse stilte drong binnen. Joël trok zijn wenkbrauwen op en opende voorzichtig een oog, hij zag een kamer. De muren waren een zachte groene kleur, witte gordijnen tot op de grond en een klein tafeltje met een stoel in de hoek van de kamer. 

'Fuck,' zei hij en schoot omhoog, hij moest nog zoveel regelen. Hij was ineens klaarwakker. Met de snelheid dat hij omhoog vloog, kwam ook zijn maaginhoud naar buiten. Het rook onsmakelijk en hij durfde niet eens te kijken. Met gesloten ogen zat hij op zijn bed, hij legde zijn hand voor zijn neus en mond. Alles had hij ondergekotst, zijn dekens, het bed, de vloer, alles. Hij walgde van zichzelf, waar kwam dit allemaal vandaan. 

Dat was het moment dat hij zich realiseerde; hij voelde dingen, alles ging sneller dan hij gewend was. Zijn lichaam reageerde op wat hij wou, zijn handen tintelden en hij voelde een lichte hoofdpijn opsteken. Een tweede golf kwam naar boven en hij schudde zijn hoofd, hij kon het stoppen. De kamer stonk naar zijn kots, de geur was zo intens, hij wou hier zo snel mogelijk weg en dat was een van de redenen.

'Joël, luister,' Joël schrok op, de vrouw, de persoon die hem net feliciteerde, was in dezelfde kamer als hem terwijl hij alles onder braakte. 'Sorry, ik maak het zo wel schoon, ik voel me niet zo goed..' ratelde Joël, hij had nog geen idee waar hij was. De vrouw glimlachte en keek Joël aan, 'Weet je ook waardoor je je niet zo lekker voelt?' vroeg ze, Joël haalde zijn schouders op. Intussen bestudeerde hij de kamer waar hij zich in bevond. Hij vroeg zich af waar hij precies was, het was in ieder geval niet goed. Om zeven uur had hij een afspraak bij Shawn, de deal ging door en de pakketjes moesten zo snel mogelijk op het vliegveld komen. Joëls ogen werden groot, 'welke dag is het?' vroeg hij, hij praatte wat onduidelijk, alsof zijn lippen verdoofd waren. De vrouw vulde een glas water, ze reageerde niet. Joël trok het infuus eruit en zwaaide zijn benen over de zijkant van het bed. Hij stond op, zijn kots ontwijkend, en liep naar de witte deur toe. Even was hij verbaast over de wijde jurk die hij aanhad. Hij besloot er geen aandacht aan te besteden. De deur wou niet open, hoe vaak hij de klink heen en weer bewoog, hij ging niet open. Katie, de vrouw, stond bij de wasbak, ze observeerde de jongen. Hij was boos, ze zag aan alles, zijn lichaamstaal, gezichtsuitdrukking, dat hij boos was, eerder gefrustreerd. Zijn vuist knalde tegen de deur aan, een schreeuw ontsnapte uit zijn mond. Hij wankelde naar de ramen toe aan de andere kant van de kamer, en trok de gordijnen open. Katie keek toe hoe de jongen schreeuwde, ze wist nog niet zeker of hij het hele gebeuren snapte. Hij was er erg aan toe, zijn lichaam was verpest en had tijd nodig om te herstellen voor hoever dat nog kon. De jongen trok een gordijn van de rails en trapte tegen de tafel aan, hij pakte de stoel op en smeet deze tegen de muur aan. De poten vlogen van de stoel af en kletterden op de grond. Hij pakte de tafel vast, deze kreeg hij de lucht niet in, hij gaf de tafel een duw. De tafel kwam een paar meter voor Katie tot stilstand. Hij schopte hard tegen de tafel, de tafel gaf niet mee. Hij sloeg op de tafel en schreeuwde. Hij kon niks, hij voelde zich waardeloos en kon niet meer.

 Katie stond nog altijd bij de wasbak, de jongen maakte haar niet bang, ze zag dit gedrag dagelijks. Wel hield ze het knopje, waarmee ze de bewaking op kon roepen, stevig in haar hand. Joël haalde zijn handen door zijn haren en keek om zich heen, de kamer was een troep. De stoel was kapot, de gordijnen lagen op de grond, de dekens lagen op de grond en waarschijnlijk in zijn kots, het infuus waar hij een half uur geleden nog aan lag, was gevallen en het vloeistof liep over de grond heen. Hij wreef in zijn gezicht, zijn lichaam voelde niet meer als hem. Alle zelfbeheersing was weg en alles wat hij wou was heroïne, twee jaar had hij het gebruikt, non stop, hij kon niet stoppen en dat wou hij niet. Hij voelde de pijn, niet fysiek, zijn verdriet deed hem pijn. Hij dacht aan zijn broer, zijn vader, alle momenten die hij nooit had moeten meemaken. Al het bloed van slachtoffers wat aan zijn handen kleefde of de martelingen waar hij ook maar iets mee te maken had, hij voelde de pijn die hij mensen bezorgd had. Zijn moeder, waar was ze. Wat zou ze wel niet van hem denken. Tranen liepen over zijn wangen, zijn handen begonnen te trillen, hij keek naar zijn handen die zoveel hadden veroorzaakt. Hij struikelde en viel tegen de muur aan, langzaam liet hij zichzelf zakken op de grond. Hij trok zijn knieën op en verborg zijn gezicht in zijn handen. Hij huilde, hij huilde zo hard dat het voelde alsof hij een rivier hiermee zou kunnen vullen.

'Joël, hier,' zei de vrouw, ze reikte het glas naar de jongen 'ik ben Katie,  ik ga je helpen.' Joël schudde zijn hoofd, 'nee, ik moet naar... weg. Ik moet weg,' zei hij hakkelend. Katie gaf het glas aan Joël en ging naast hem zitten, 'je bent hier in de kliniek, de afkickkliniek in Toronto,' Joël spuugde zijn water terug in het glas, 'waarom?' 

De weken in de kliniek gingen langzaam voorbij, na een week mocht hij naar de groepszaal. Niemand praatte, er was een meisje die de hele tijd zong. Er was een jongeman die zijn hoofd overal tegenaan stootte, expres. Joël voelde zich niet thuis op deze plek, iedereen was verdrietig en boos. Zijn moeder was een paar keer langs geweest, ze had hem verteld dat hij naar tante Jenny ging als hij hier weg mocht. Hij vond het oké, tot ze vertelde dat tante Jenny op een boerderij woonde. 

Peace RiverWhere stories live. Discover now