25

91 6 0
                                    

‘Heu heu heu heu!’ Juichten de jongens, ze tilden Paris en Bram boven zich uit. Ze stonden in het huis, ze hadden een huis. Ze hadden er nog wifi, er stonden nog meubels. Al met al was het beter dan de meeste plekken waar ze ooit gewoond hadden. Of zouden wonen. Maar ze juichten ook omdat ze, zonder gewonden, aan de agenten waren ontkomen. Paris had slechts wat schrammen opgelopen van de glasscherven, het maakte haar niet uit. Bram sprong gauw weer naar beneden, Paris lachte en sprong naast hem neer.

     ‘Op het huis van mijn grootouders.’ Zei Paris en ze kuste Bram. Bijna automatisch draaiden de anderen zich om. Luan had het maar half gevolgd. Hij was bezig zijn laptop te instaleren. Wat moeilijker ging dan normaal. Zeker omdat Odar hem met allemaal vragen bestookte. Het merendeel van de vragen wuifde hij echter weg, hij had het allang opgegeven hem alles te leren.

     Net als Marcello was Odar niet of bijna niet naar school geweest. Ze konden niet eens lezen of schrijven. Odar was gewoon niet gegaan, Marcello had er geen geld voor gehad.

“Ik heb  geprobeerd Odar en Marcello te leren schrijven en lezen. Het werkte niet. Odar deed er niet eens moeite voor en ik denk dat Marcello dyslexie heeft. Ach, dan laat ik iemand het wel voorlezen.”

     Marcello en Odar lachten schuldbewust.

     ‘Sorry.’ Mompelde die laatste. Bram lachte vrolijk om de twee. Het maakte niet uit, ze hadden twee goede taken voor hen bedacht. Odar mocht het zware werk doen, wat de bruinharige kleerkast maar al te graag deed. Marcello lieten ze meer vlugge en sneaky dingen doen, samen met Paris. Hij was zijn leven lang al een dief en zij was de kleinste van iedereen. Een handige combinatie. In gedachten verzonken zaten de jongens op de bank. Paris stond voor het raam, niets ziend keek ze over de voortuin heen. ze zag niks, maar diep in gedachten was ze ook niet. Daar! Rood -blauwe lichten. Rood, blauw, rood, blauw. Al voordat ze de sirene hoorde.

     ‘Vlug! Spullen verbergen en naar boven!’ Ze riep het wat niet nodig was aangezien de jongens amper tien meter van haar af zaten. Verbaasd keken de jongens haar aan. Geen van hen stond nog op.

     ‘Opschieten!’ Riep ze. Na die tweede opmerking haastten de jongens zich, ook zij hadden de lichten gezien. En het alarm gehoord. Binnen twee minuten stond alles weer zoals het was. Niet dat dat moeilijk was, Luan’s laptop moest ingepakt en het drinken moest weg. Daarna rende de negen de trap op. Paris, die als enige de weg in het huis wist, leidde de jongens de logeerkamer in.

     ‘Ruelle, Louie raam!’ Het raam keek uit op de straat.

     ‘Odar deur! Bram, Hasad, Kahil daarachter! Marcello gang!’ Beladen met wapens gingen die laatste vier op hun posities staan.

     ‘Luan, bij mij!’ Die laatste opmerking had ze niet hoeven maken. Luan was de enige van de groep die niet bepaald goed kon vechten. Zeg maar gerust dat hij niet kon vechten. Daarom zorgde of Bram, of Paris ervoor dat dat niet nodig was.

     Gespannen keek de groep naar Ruelle en Louie, af en toe keken de twee elkaar aan. Om daarna weer naar buiten te kijken. Op hetzelfde moment. Alsof ze een gesprek voerden dat niemand anders kon horen.

     Paris glimlachte plotseling. Ze zwoer dat, als ze het probeerde, ze de spanning aan zou kunnen raken. Een minuut ging voorbij, zonder dat er iets gebeurde. Nog een minuut. Even liet Paris haar gedachten vrij.

     ‘Misschien gaan ze gewoon door.’ Dacht ze. De motors hadden ze meteen in de tuin geparkeerd. Dus daaraan konden ze het niet zien.

     ‘Shit.’ Mompelden Paris. Verbaasd keken de jongens naar haar.

     ‘Mijn motor ligt nog in de voortuin.’ Paris knikte, daar had zij ook aan gedacht. Een tweede vergeten detail kwam in haar op.

     ‘We kunnen hier niet weg.’ Mompelde ze, haar ogen waren groot.

ParisWhere stories live. Discover now