Hoofdstuk 1 - Julian.

3 1 0
                                    

De pastelkleurige weilanden schieten langs me heen. Het is doodstil in de coupé. Het enige,
herkenbare geluid is de moeheid van de zware locomotief die puffend en krakend voortbeweegt.

Mijn warme ademhaling veroorzaakt condens op het raam en mijn reflectie vervaagd.
Benjamin, het spijt me.

Op mijn kobaltblauwe rok ligt een opengeslagen boek. De subtiele geur van het oude perkament wekt nostalgische gevoelens op en voor heel even ben ik terug in de studeerkamer van mijn
stiefvader.

Ik word ruw gewekt door de locomotief, die piepend en krijsend tot stilstand komt.

Ik dwing mezelf om overeind te komen en trek mijn oude, leren koffer uit het bagagerek boven me.

De locomotief geeft nog een laatste schokje, waardoor ik word gedwongen me onhandig vast te grijpen om mijn evenwicht niet nog verder te verliezen.

Terwijl ik naar de uitgang beweeg duwt er een nette mevrouw me opzij. Er bungelt een nonchalante, grauw blonde knot op haar achterhoofd. Ik trek mijn colbertje recht, zucht gefrustreerd en strompel de vrouw achterna. Zodra ik door de deur stap, komt een stormachtige atmosfeer me tegemoet.

Donkere wolken kruipen als een deken over het gebied. Er staat een forse wind die mijn haren door de war brengt.

"Gaat het wel?" vraag ik. Mijn mond is droog en mijn gezicht staat emotieloos.

De mevrouw murmelt wat, binnensmonds weliswaar.

"Jawel. Reizen is nooit mijn sterkste punt geweest." Ze zucht. "Wagenziek."

Ik vind reizen heerlijk. Als je te lang stilstaat begint de wereld op je te drukken en het beklemmende gevoel overheerst.

Heel af en toe staat dan alles even stil. Alsof je kust, onder de sterrenhemel, of wanneer je een goed boek leest.

De mevrouw grijpt naar een witte zakdoek en drukt die zwaar ademend tegen haar lippen. "Het spijt me voor deze wanvertoning."

Ik gniffel bescheiden. "We zijn tenslotte allemaal mens, niet?"

Ze staat op en drukt haar handen in haar zij. Haar ruggengraat wordt zichtbaar vanonder haar simpele, dunne blouse. "Tja." Ze slaakt een zucht van opluchting.

"Waar ga je heen?" vraagt ze. Ze begint te rommelen in haar tas en fronst.

"Salvator. Dat is-"

"Echt? Daar moet ik ook zijn. Wil je een lift? Mijn auto staat hier om de hoek."

"Oh, ja? Dat zou fantastisch zijn."

Zwijgzaam, haast strompelend, gaan we richting een oud ogend café.

"Wacht je hier?" vraagt ze, maar het klinkt als een bevel. Ze stopt de vuurrode lippenstift terug in haar tas en betreed het café.

Ik leun tegen het glas en neem het café in me op. Er hangt een fijne atmosfeer. Gezellig, verwelkomend. Aan de bar zitten twee oude mannen. Lachend, gierend, woorden die elkaar passeren. Twee verschillende stemmen die samen een verhaal aan elkaar praten.

Er verschijnt een beeldschone vrouw van achter de bar, waar ik de naam ook niet van weet. Ze leunt voorover om een kus op haar wang te ontvangen. De jonge vrouw achter de bar glimlacht ondeugend. Slierten zwart, krullend haar zijn uit haar rommelige, nonchalante knot ontsnapt en omlijsten nu speels haar gezicht.

Ze steekt haar hand onder de bar en fronst bedachtzaam als ze er een sleutelbos onder vandaan tovert. Ik loop langzaam richting de ingang van het kleine café en druk de deur voorzichtig open. De geur van koffie, wierrook en oud perkament komt me tegemoet. De walm slaat in mijn gezicht en voor heel even sluit ik mijn ogen. De bekende geur van koffie en perkament.

Tout oblierWhere stories live. Discover now