Hoofdstuk10. Melisande

111 6 0
                                    

David lag weer in het ziekenhuis en het ging niet goed met hem. De doktors zeiden dat hij snel kon sterven.

De vader gaf ons gelukkig niet de schuld en was ook aardig tegen ons maar de moeder... Ze bleef erbij dat Kurt en ik David hadden vervloekt. Ik ging ook altijd of alleen of samen met Kurt naar David.

Ook zijn laatste dag was ik er bij. Als enige. Hij streelde mijn haar zachtjes terwijl ik mijn nieuwe tekenboek weer vulde met een tekening van hem. Dit keer had ik dit tekenboek van hem gekregen. Hij keek recht in mijn ogen terwijl ik het potlood over het papier lied glijden. 'Op school heeft een jongen mij ook na getekend.' Zei David plots. Ik keek hem fronsend aan. 'Hij heeft me niet in zwart/wit afgebeeld maar heeft geprobeerd om mij zo goed mogelijk na te kleuren met kleurpotloden. Het is hem best goed gelukt.' Ging hij verder. 'Ik heb geen kleurpotloden.' Reageerde ik. 'Maar ik wel.' Antwoordde David weer op zijn beurt. Ik knikte terwijl ik verder ging aan zijn ogen. Ik hoorde alleen zijn onregelmatige ademhaling terwijl we zo zaten. Ik vond die ademhaling niet fijn omdat ie zo onregelmatig was. Bij mij kwam de hele tijd de gedachte op dat hij zijn laatste adem had uitgeblazen, maar dan haalde hij weer adem en zuchtte ik opgelucht.

Dan luisterde ik weer naar het gepiep van een apparaat dat zijn hartslag bij hield, die was wel regelmatig. Na een paar uur had ik mijn tekening af. Hij knikte om zo te laten zien dat hij het mooi vond. Hij deed zijn lippen eventjes tot spleetjes en zei toen: 'Ik denk dat ik nu te veel pijn heb.' 'Zeg dat niet.' Reageerde ik meteen. 'Je zou alle andere mensen die van je houden zoveel pijn bezorgen dat ze het haast niet meer aan zouden kunnen.' 'Daar heb je wel gelijk in, maar dan ben ik verlost van die pijn.' 'Maar wij dan niet!' Hij mocht niet weg gaan, hij kon niet! Het kon gewoon niet!

het gepiep werd luider en ging sneller. 'NEE!!' Riep ik hard. ik wist niet wat ik moest doen. Ik zag doktors binnen rennen en ik kon nog net mijn mantel omslaan. NEE NEE NEE NEE!! De doktors deden hun best om hem te redden. Ze zetten stroom aan en deden dat op zijn borst. Hij schoot een paar keer omhoog. Ik hoordde hem nog een paar keer kreunen maar niks hielp.

Een luide aanhoudende toon galmde door alles heen.

Het was gedaan.

Ik had me het liefst op hem willen werpen maar er waren nog doktors die elkaar troostend op de rug aaide. 'Het kan niet altijd goed gaan.' Zei iemand. 'Je hebt gelijk, maar het is toch elke keer een grote schok als zo jong iemand sterft alleen maar door die... Die...' Reageerde iemand anders. 'We begrijpen het hoor. Iedereen vind het rottig.' Zei de vorige. De doktors knikten en liepen weg.

Toen de deur dicht viel, liet ik mijn mantel weer vallen en wierp mezelf op zijn bed. Ik voelde iets kils in mijn borst en een brok in mijn keel, die schoot naar boven en brak bij mijn ogen. Ik had gevoelens, ze waren terug. Maar het maakte me even niets uit. Hij maakte me uit. Er vielen tranen op zijn koud wordende gezicht. Op de een of andere manier werden de plekken waar mijn tranen vielen, warm en leken nog een stukje te leven. Na een tijdje werden ze weer koud.

'Jij was mijn enige redder.' Fluisterde ik. 'Jij, jij was de enige.' Er vielen tranen op zijn lippen. Die lippen trokken mij aan. Ik drukte uiteindelijk mijn lippen op die van hem. Ik trok me na een tijdje weer terug en hoopte dat hij nu weer ging leven, maar dat was natuurlijk onmogelijk.

Maar er gebeurde wel wat met mij. Ik voelde me helemaal warm worden. Ik voelde iets in mijn borst bonken. Ik hoorde het. Mijn hart begon weer met kloppen. Ik voelde over mijn hele vel gekietel, ik keek naar mijn armen. Die waren nu gewone mensen handen met een lichtbruine huid. Ik voelde bloed stromen. Ik begon met leven! De laatste kus met David, heeft mij gered! Maar hem niet... Ik keek naar hem. Hij lag rustig met zijn ogen gesloten. Hij leek te slapen. Maar hij ademde niet. Ik ging weer naar hem toe en kon hem alleen maar aan staren.

Na een paar uur hem zo te hebben aangestaard en gehoopt dat hij weer ging leven, ging de deur open en kwamen er weer doktors binnen. Ik was te last voor mijn mantel.

Achter de doktors aan kwamen Sophie en haar ouders. Alle drie hadden ze rode ogen van het huilen. Het eerste wat de doktors zagen was ik. Ze keken me allemaal vragend aan. Ik wilde mijn mond open doen om iets te zeggen maar een van de doktors was me voor. 'Wie ben jij? Wat doe jij hier? En... En... Waarom die kapotte en oude kleren aan.' 'Ik ben Melisande, ik kom hier voor David en deze kleren heb ik aan omdat.... Ik een toneel stuk heb gespeeld.' Ik stond versteld van mezelf, ik was best goed in liegen! 'Hoe ben je hier binnen gekomen?' Vroeg de zelfde doktor weer. Ik kon zo snel geen leugen meer bedenken. Een paar keer deed ik mijn mond open en weer dicht, zonder er geluid uit te brengen.

De enige die mij blijkbaar had herkent was Sophie, die sprong naar voren, als mijn reddende engel. 'Ik heb haar gebeld.' 'En toen ben ik meteen naar het ziekenhuis gesneld en zonder dat ik het wist -omdat alles in een vlaag verliep- stond ik al zijn bed.' Een traan druppelde op de grond bij mijn laatste woord. Het was allemaal een rare situatie maar uiteindelijk kregen Sophie en ik het uitgelegd en konden we naar de echte zaak overstappen.

Na dat alles was geregeld ging ik met Sophie en haar ouders mee naar het huis, in het bos. Een verlaten oud huis dat eens werd bewoont door een geest, toen door twee. Jaren later kwamen er vier mensen bij en nu mist er een mens in het huis. In plaats daarvan is de geest weer een mens maar dat zal niks goed maken. Bij het huis aan deed ik uiteindelijk mijn mond open tegen de ouders van Sophie. 'Ik was dood, maar David heeft mij gered... Maar ik hem niet, en dat spijt me echt super erg.' 'Jij was de GEEST!' Riep de moeder uit. 'Ja.'

'En David heeft jou gered.?'

'Ja.'

'Hoe?'

'Ik was vervloekt, duizend jaar geleden, daarvan deze jurk, ik zou pas weer mens worden als mijn ware liefde laat zien dat hij mijn ware liefde is. En David was die van mij...' Nu bleef het dood stil. En bij het huis te zijn aangekomen bleven we allemaal stil in de auto zitten.

Het auto portier werd open gerukt en ik werd er uit gesleurd door een sterke man. Hij had wit haar, een paar rimpels en een goud ouderwets pak aan. Het was Kurt! Kurt gaf mij een knuffel en fluisterde. 'Het is je gelukt, je hebt ons gered.' 'Het is me niet gelukt, Kurt. David is hier niet.' 'Wat is er gebeurd?' 'Hij heeft verloren.' Zei de vader. Kurt en ik lieten elkaar los en keken hem aan. Kurt liet zijn hoofd zakken en zei: 'het spijt me.'

Geestenvloek. GeestenliefdeWhere stories live. Discover now