Lang geleden, aan rivier de Vistula, was er een kleine nederzetting, bewoond door vriendelijke en rustige mensen. Maar helaas was niet alles zoals het leek. Zelfs dit idyllische dorpje werd geterroriseerd. Want in de vlakbij gelegen heuvel, genaamd Wawel, woonde een draak. Elke dag ging deze boze draak het dorp in en liet chaos en destructie achter wanneer hij weer huiswaarts trok. De voorraden waren opgegeten en huizen waren verbrand. De enige manier om deze draak tevreden te houden, was één keer in de zoveel tijd een jong meisje aan hem offeren. De koning genaamd Krak wilde de draak zo snel mogelijk vernietigen en loofde een prijs uit: het huwelijk met zijn mooie dochter Wanda. Vele ridders en prinsen probeerde de draak te verslaan, maar tevergeefs. Gelukkig kwam er een kleermaker, genaamd Skuba. Niemand verwachtte dat hij ook maar iets tegen de draak zou kunnen doen. Hij had geen enkele vorm van bepantsering. Gelukkig was deze kleermaker erg slim, en kwam met een list. Hij bracht de gulzige draak van Wawel een schaap, welke hij gevuld had met salpeter. Dus zodra de draak het offer had opgegeten, kreeg hij onstilbare dorst. Hij dronk water uit de Vistula om af te kunnen koelen, maar hij dronk en dronk zo veel dat hij tenslotte uiteen spatte. De kleermaker trouwde met Wanda en na de dood van koning Krak werden zij heersers van het dorpje. Onder gezag van Skuba groeide de nederzetting uit tot een grote stad. Hij bouwde een paleis op de heuvel van Wawel en om de koning te eren die opdracht gaf tot het doden van de draak, werd de stad naar hem genoemd: Krakόw.
