Hoofdstuk 8 - Lila

948 118 12
                                    

Met mijn kaken strak op elkaar geklemd keek ik voor me uit. Ik wist niet hoelang ik hier al zat, maar dat maakte me ook helemaal niets uit. Ik wil niet praten, ik hoef niets te zeggen. Ze kunnen me niet dwingen om op therapie te gaan. Als ik erover praat komt alles weer naar boven, dan moet ik alles nog een keer beleven. Waarom helpen ze me gewoon niet om alles weg te stoppen? Om gewoon alles te vergeten? Het enige wat ik wil is een normaal leven, maar dat lukt nooit zo. 'Je weet dat we niet stoppen voordat ik je heb horen praten. Het is niet goed om dingen op te proppen.' Het is ook niet goed om me te dwingen, dacht ik boos. De strenge vrouw zuchtte en stond geïrriteerd op. 'Hoe moeten we je helpen als je het niet toelaat?' Ik reageerde nog steeds niet. 'Ook goed, denk jij maar is na.' Boos liep ze de deur uit, mij alleen achterlatend. Het voelde alsof ik iets heel slechts had gedaan en ik daarom hier zat. Wat had ik verkeerd gedaan? Ik was toch niet degene die slecht was geweest? Zachtjes begon ik te huilen. Ze laat me hier alleen zitten om na te denken over dingen, maar ik heb alles al tien keer overgedacht. Dat is juist het probleem, ik denk teveel. Ik wil ervan af. Daarbij vind ik haar helemaal niet aardig, ik zou het haar niet vertellen al kreeg ik er geld bij. Zij weet niet hoe het is om dit mee te maken, ze wil gewoon geld verdienen. Dadelijk gaat ze gewoon weer naar huis en vergeet mij. Dat is niet erg, maar ik hoef daar niet aan mee te werken. Niemand hier geeft om me, dus ik wil hier zo snel mogelijk weg.


'Hallo?' Ik schrok wakker en schoot overeind. Bang keek ik om me heen, waar was ik? Tot mijn grote verbazing zag ik dat ik nog steeds in dat stomme kleine kamertje was. Was ik in slaap gevallen? Sinds wanneer slaap ik? Ik had al nachten niet meer geslapen, ik kon het niet. Elke keer als ik mijn ogen dicht deed was ik bang om hem weer te zien. 'Gaat het?' Ik moest lachen in mezelf. Waarom blijven mensen dat steeds vragen? Ik zit niet voor niets hier. 'Ze hebben me op je afgestuurd. Je wil niet praten en je bent onhandelbaar.' Bang keek ik haar aan. Moest ik hier nu nog langer blijven? Gingen ze me nu nog meer dingen verbieden? Ze zag mijn bezorgde blik en glimlachte me geruststellend toe. 'Je hoeft niet bang voor mij te zijn. Ik ben hier niet omdat zij dat willen, maar omdat ik jou therapie naar me toegetrokken heb. Ik denk dat er iets heel anders aan de hand is. Ik wilde iets zeggen, maar bedacht me net op voordat ik iets zei. Dit is natuurlijk wat ze willen, ze willen dat ik iemand vertrouw. Iemand die ze uiteindelijk alle informatie kan toeschuiven. 'Je hoeft niets te zeggen,' dat was ik ook niet van plan. 'Ik wil je alleen maar vertellen waarom ik jou graag wil helpen.' Ik deed alsof het me niets interesseerde, maar dat deed het wel. 'Ik snap je problemen.' Verbaasd keek ik haar aan. 'Ik ben vroeger ook op therapie gestuurd, iets wat ik helemaal niet wilde. Ik had de vreselijkste therapeut die er bestond. Later, toen ik erover nadacht, kwam ik tot de conclusie dat ze mij eigenlijk gewoon niet snapte. Zij wist niet hoe het voelde, waarom zou zij mij helpen?' Ze hield even stil en keek me verdrietig aan. 'Ik wilde graag mensen helpen, omdat ik er echt voor ze ben. Als ze niet willen praten, dan doen ze dat niet. Willen ze gewoon met mij leuke dingen doen en alles even vergeten, dan doen we dat.' De informatie drong langzaam tot me door. Zij gaat me dus niet dwingen om te praten, dat was een hele opluchting. De enige vraag die nog bij me bleef was waarom ze mij dan zo goed snapte. Wat had zij meegemaakt? Na een paar seconde stilte verzamelde ik toch alle moed die ik kon vinden. 'Wat heb je meegemaakt.' Vroeg ik zachtjes. Ik wist hoe moeilijk het was om erover te praten. 'Mijn moeder mishandelden mij.' Meer zei ze niet, maar meer was ook niet nodig. Zij had bijna hetzelfde meegemaakt als ik. Na weer een lange stilte begon ze te praten. 'Dus, wat zou je morgen graag doen?' Ik haalde mijn schouders op. 'Geen idee,' mompelde ik. 'Hm,' ze dacht even na. 'Ik denk dat ik wel wat weet. Zie ik je morgen weer?' Ze stond op en liep naar me toe. 'Wat gaan we morgen dan doen?' Vroeg ik zenuwachtig. Ook al kwam ze vertrouwd op mij over, ik had nog steeds niet zoveel zin om te praten. 'Dat zie je vanzelf wel,' zei ze lachend. 'Doe niet te goede kleren aan!' Met die woorden liep ze snel weg. Er ging een zenuw van opwinding door mijn lijf heen en tot mijn grote verbazing kwam ik erachter dat ik nieuwsgierig was naar wat we morgen gingen doen. Ook deed het me aan Ashton denken. Hij veraste me altijd, hij vond dat ik veel te nieuwsgierig was. Ik mis hem zo erg, ik zou willen dat hij hier bij mij was. Hoe zou het met hem gaan? Mist hij mij ook? Na een tijdje alleen gezeten te hebben in de kamer liep ik weg. Ik ging liggen op mijn eigen bed en keek naar het schilderij. Wat zou Ashton nu aan het doen zijn, vroeg ik mezelf af.






Godloose, forever together?Where stories live. Discover now