Hoofdstuk 2

6 3 0
                                    

Ze werd wakker van het zonlicht dat in haar ogen scheen. Met haar hand boven haar ogen om het de baas te worden rekte ze zich uit. Wat een straf om de warme dekens van zich af te moeten slaan, zeker nu het zo koud was buiten. Maar ze had geen keus. Ze moest naar school. Althans, dat was wat haar ouders van haar verwachtten. In werkelijkheid was ze al een week niet meer geweest. Ze had tijd nodig. Tijd om na te denken over alles wat er was gebeurd. En zolang ze die tijd nodig had, wilde ze nooit meer naar dat immens grote gebouw, waar iedereen zich met haar bemoeide of over haar roddelde. Het was niet haar schuld dat alles zo ontzettend fout was gelopen. Maar helaas was er niemand die dat onder ogen wilde zien.

Ze slaakte een diepe zucht, terwijl ze de gordijnen opende en de rest van het zonlicht haar slaapkamer liet verlichten. Het voelde bijna als een omhelzing. Een omhelzing die ze al jaren niet meer had gehad. Het leek wel alsof met de scheiding van haar ouders ook al hun toegewijde liefde voor haar verdwenen was. Ze konden het niet meer opbrengen om voor haar te zorgen, dus zorgde ze vooral voor zichzelf. Dat vond ze niet erg. Ze was er al heel snel aan gewend geraakt dat haar ouders haar geen knuffels meer gaven, standaard haar verjaardag vergaten en nauwelijks een woord met haar wisselden als ze haar zagen. Ze wist zeker dat die twee geen flauw idee hadden van wat ze allemaal deed als zij weg waren. Of misschien wisten ze het wél, maar kon het hen niks meer schelen. Nou ja, het zij zo. Zolang ze niet moeilijk deden, kon ze doen waar ze zin in had. Bijvoorbeeld niet naar school gaan en een hele dag ergens anders rondhangen.

Met een glimlach kleedde ze zich om en liep ze naar beneden om te ontbijten en een lunch voor zichzelf klaar te maken. Ze wist al precies waar ze vandaag heen zou gaan. Niet naar die saaie bibliotheek, niet naar de sportschool en zeker niet naar het park, waar iedereen overdag doorheen fietste. Vandaag had ze zin om op avontuur te gaan. Om een plek te bezoeken waar eigenlijk niemand mocht komen. En Lakewood Forest leek haar daar de perfecte locatie voor.

Ze kende de route naar het bos uit haar hoofd. Ze had hem al ontelbare keren gefietst in de tijd dat zij en haar vrienden er ieder weekend kampeerden. Zij waren trouwens niet de enigen die dat deden. Altijd als zij er waren, was het bos afgeladen vol met tenten van schreeuwerige jongeren die stiekem bier dronken, drugs gebruikten en in groepjes van twee tussen de bomen verdwenen om seks te hebben. Tenminste, dat was wat iedereen vermoedde dat er gebeurde. Na een half uurtje – soms zelfs minder – doken de verdwenen tieners weer op en deden ze net alsof er niks bijzonders was gebeurd. Maar het was altijd overduidelijk dat ze iets hadden uitgespookt. Hun gezichten waren altijd rood en hun voorhoofden bezweet, alsof ze zich ongelofelijk hadden ingespannen.

Haar vriendengroep onderscheidde zich van dat soort smerige groepen. In plaats van bier dronken zij cola en ze vervingen alle smerige spelletjes in de struiken door spelletjes als Truth or Dare die tot diep in de nacht duurden. Zij waren geen standaard Amerikaanse tieners die zonder het toeziend oog van hun ouders alles deden dat verboden was. Zij waren de rust zelve en deden niet eens hun best de aandacht van de populaire jongens en meiden van hun school te trekken. Die deden maar lekker wat ze wilden. Zij hoefden niet per se ergens bij te horen. Zij hadden hun eigen vertrouwde clubje mensen dat heel hecht met elkaar was en dat nooit iets zou doen dat het vertrouwen van de andere groepsleden zou kunnen schaden. Dat hadden ze elkaar tenminste beloofd. En nu was alles veranderd...

Tot haar stomme verbazing voelde ze tranen in haar ogen opwellen. Verwoed knipperde ze die weg. Verdomme, het was niet haar schuld! Dat bleef ze zichzelf maar inprenten. Ja, het was allemaal verschrikkelijk wat er gebeurd was, maar zij kon er niks aan doen. Hoe vaak ze dat ook probeerde uit te leggen, het leek wel alsof niemand haar begreep. Haar vrienden hadden haar langzaam maar zeker de rug toegekeerd en het was duidelijk dat ze niks meer met haar te maken wilden hebben. Nou, fijn voor hen! Ze moesten het lekker zelf weten. Zij wist als enige hoe de vork in de steel zat en niemand anders. En daarmee uit!

Ze merkte dat ze door al haar opgekropte woede sneller was gaan fietsen. Het bord dat de ingang van het bos markeerde, kwam al in zicht. Ze kneep haar ogen tot spleetjes om de tekst op het bord te kunnen lezen. Wat een stomme gewoonte eigenlijk. Na die zestien jaar dat ze in deze omgeving woonde, kende ze elke letter, elk woord en elke zin uit haar hoofd. Waarom nam ze überhaupt de moeite om die stomme tekst keer op keer te bekijken?

Misschien omdat ze hoopte dat als ze maar lang genoeg bleef kijken, er iets veranderde. Wat vandaag verrassend genoeg ook zo was. Ze zag nog niet meteen wát er precies veranderd was, maar daar kwam ze snel genoeg achter.

Zodra ze zag wat het bord zo anders maakte dan normaal kneep ze van schrik in haar remmen. Ze had al van een afstand gezien dat de hoekjes van het bord een rode kleur hadden gekregen, maar tot op dat moment had ze nog gedacht dat het verf was. Misschien was er een boswachter geweest die het bord wat op had proberen te leuken.

Maar ze had er niet verder naast kunnen zitten. Een welbekende geur drong haar neusgaten binnen en onmiddellijk stonden al haar zintuigen op scherp. De hoekjes van het toegangsbord waren besmeurd met bloed. En zo te ruiken was het nog vers.

BloeddorstWhere stories live. Discover now