9. Ace

3.5K 191 45
                                    

Ik lig in mijn bed. Het is zaterdagochtend. Ik heb geen zin om uit mijn bed te komen. Het heeft allemaal geen zin meer.

Ik pak mijn mobiel. Ik wil heel graag Julius bellen. Het kan echt niet. Ik leg mijn mobiel weer weg. Ik stap mijn bed uit en loop de badkamer in.

De stralen stromen over mijn huid. Ik kijk naar mezelf. Ik zie er niet goed uit. Ik ben erg bleek. Dat is niet mijn schuld, toch? Ik kijk in de weerspiegeling. Mijn ogen staan angstig. Er stroomt een traan over mijn wang. Snel veeg ik hem weg.

Ik ga met het mesje over mijn huid, meerdere keren. Een bloedstraal stroomt over mijn huid. Het voelt goed.

'Waarom?' schreeuw ik. Mijn moeder kijkt me raar aan. 'Ik vraag je gewoon of je even wat voor me wil halen.' Ik merk hoe overdreven ik reageer. 'Ik ga wel, sorry.'

Ik loop op straat. Ik kijk naar de grond. Stap voor stap ga ik vooruit. Dan bots ik tegen iemand aan. Ik val achterover en de persoon valt boven op mij. Ik kijk op, recht in de lichtgroene ogen van Julius.

Ik kijk hem verschrikt aan. Hij is ook geschrokken. Hij probeert op te staan. Als hij overeind staat, steekt hij zijn hand uit. Aarzelend neem ik hem aan. Ik wordt omhoog getrokken. Ik sta opeens wel heel dicht bij Julius.

Mijn adem versnelt. Ik bloos. Onze lippen raken elkaar bijna. Hij zet een stap naar achteren. Ik kijk naar de grond. Ik kan niet ontkennen dat ik teleurgesteld ben.

'Waar ga je heen?' vraagt Julius voorzichtig. 'Ik ben net naar de supermarkt geweest. Ik ga de spullen naar mijn moeder brengen,' antwoord ik. 'Heb je zin om daarna naar mij toe te komen?' vraagt Julius. Hij kijkt me niet aan. 'Ja,' antwoord ik.

Ik zet snel de spullen in de keuken en pak mijn fiets. Ik fiets snel naar Julius. Ik bel aan. Julius doet open. Hij glimlacht.

Ik zit op zijn kamer. Het is een beetje ongemakkelijk. Julius verbreekt de stilte. Hij schraapt zijn keel. 'De laatste tijd gaat het niet geweldig.' Zijn stem is schor. Ik knik. 'Waarom?' vraag ik.

'Ik zou het niet weten,' zegt Julius. 'Laten we alles maar vergeten.' Ik denk na. 'Goed idee!'

'Ik heb nog een vraag,' zeg ik zacht. Julius kijkt me aan. Zijn ogen staan nieuwsgierig. 'Hoe zit het tussen Sara en jou?' zeg ik snel. Hij kijkt me verbaasd aan. 'Goed, denk ik,' antwoordt hij. 'Hoezo?' Ik word rood. 'Gewoon een vraag!'

Hij kijkt me onderzoekend aan. Ik kijk hem in zijn ogen. Zijn ogen glinsteren. Hoe kan hij wel vrolijk zijn en ik niet?

Ik fiets weer naar huis. Het was leuk. Soms voelde ik me niet op mijn gemak, maar meestal was het leuk. Ik ga naar binnen.

Ik lig in mijn bed. Mijn bed is de plaats waar ik meestal verblijf. Ik denk na. Ik snap niks van mezelf. Ik kan niks. Ik wil niks. Ik ben niks. Niks, dat is alles wat ik ben. Niks. 

Het was niks, toch?Where stories live. Discover now