11.

14.4K 611 29
                                    

Geschreven op: 01-08-2015

Willow
Ik ren.
Ik ren zo snel als mijn benen dat toelaten. Ik ga door gangen en kamers, over trappen en door deuren. Uiteindelijk zie ik wat ik wilde zien.
De deur naar buiten.
Ik trek een sprintje, gooi de deur open en ren richting de bomen, waarachter het grote woud zich schuilhoudt.
Ik vraag me af waarom niemand me achterna komt, totdat ineens tegen een boom aanloop en achterover val.
Ik dacht toch echt dat er hier nog geen bomen waren.
Het is wel een zachte boom, en meestal kunnen bomen je niet opvangen toch?
Damn ik ben tegen iemand aangerend, dat moet wel.
"Ho eens Willow, rustig," hoor ik een bekende stem zeggen. Caiden.
Hoe komt hij hier zo snel? Ik dacht dat ik vlug was.
"Nee! Laat me los! Ik wil naar huis! Ik wil weg, ik wil hier niet blijven!"
Aan het einde van die woorden huil ik en zak ik in elkaar tegen zijn borst aan. "Ik wil terug," snik ik.
Waarom moet ik nou hier zijn? Ik wilde gewoon weg van huis, ik wilde vrijheid, en dan kom ik hier. Bij een of andere bezitterige Alfa die ik niet ken en tot nu toe ook niet mag.
Hij zwijgt en aait me over mijn rug. "Ik wil je best meer vrijheid geven Willow," zegt hij alsof hij mijn gedachten gehoord heeft, "maar bij elke kans die je krijgt probeer je er vandoor te gaan, en dat kan ik niet hebben. Zonder jou zou alles in deze roedel uiteenvallen. Ik zou gek worden, Willow, ik zou mijn hart en ziel verliezen zonder jou."
Hij zucht. "Ik weet dat je geschrokken bent van daarnet, maar het was mijn Axel, mijn wolf, die het van me overnam."
Ja ja, geef dat ding maar de schuld.
"Hij is beschermend over je, weet je. Finn is een jongen die zijn eigen mate nog niet gevonden heeft, en hij keek naar je. Hij raakte je zelfs aan!"
Hij wil nog meer zeggen, maar ik onderbreek hem, kwaad.
"Als je je iemand een hand geeft om jezelf voor te stellen, dan raak je iemand aan ja! Jezus mina, het slaat nergens op. Je wil me hier houden, maar je staat me niet toe ook maar iets te doen. Ik mag niet naar buiten, en ik mag geen vrienden maken. Wat mag wel? Helemaal niks. Laat me met rust."
Met die woorden ruk ik me los en loop ik weg, en gelukkig besluit Caiden deze keer dat hij me niet moet tegenhouden.
Ik kijk niet achterom, want ik weet dat ik dan terug zal lopen naar die verrotte banaan. Het zal wel te maken hebben met die mate dingesen, maar daar heb ik nu geen zin in. Ik wil alleen zijn.

Een aantal uren later zit ik, moe van al het lopen, op de grond met een schattig konijntje op schoot. Ik hou van konijnen, ze zijn schattig en ze doen niemand kwaad. Als ik vrije tijd en ik zag er een, dan achtervolgde ik ze altijd, totdat ik hem kon pakken. Ik heb geen idee waarom, maar meestal laten de konijnen het toe dat ik ze oppak. Misschien vinden ze me leuk ofzo.
Waarom is Caiden niet zoals een konijntje? Misschien moet ik zeggen dat ik hem leuker zou vinden als hij net zoals een konijntje schattig was. Ik weet niet of hij het leuk zou vinden, maar toch. Ik in elk geval wel.
Mijn tranen zijn opgedroogd en nu ik rustig ben, krijg ik het ondanks het warme konijnenlijfje tegen me aan, koud.
Ik huiver, niet wetend hoe ik de weg terug zou moeten vinden. Ik zoek wel, zover ben ik vast niet van het pad afgegaan toch?
Wacht. Er was niet eens een pad.
Ohja. Damn.
Ik wordt een beetje onzeker als ik niet eens weet van welke kant ik af kwam.
Misschien moet ik even in een boom klimmen, dan kan ik misschien het grote roedelhuis zien. Ja, dat moet i-
"Wat hebben we hier?" Een akelige stem zorgt ervoor dat ik me geschrokken omdraai. Achter me staat een vieze man met rafelige kleren.
Ik deins weg. Ik vind deze man niet leuk. "Wie ben jij?" vraag ik toch, met een stem doe bijna niet trilt, terwijl ik toch echt bang ben.
Ik vind het helemaal niet erg als Caiden ineens tevoorschijn komt. Hij zou deze man wel wegjagen.
De man glimlacht een angstaanjagende grijns met akelige gele tanden waarvan er nog maar de helft over zijn. "Mijn naam is Kelano, maar mijn vrienden noemen me Kellan, mooi meisje."
Ik zet nog een voorzichtige stap naar achteren als Kelano slinks een stap vooruit zet. Caiden, ik zou het echt fijn vinden als je nu even op kwam dagen.
Hij snuift aan de lucht. "Je ruikt naar de Alfa, mooi meisje, en naar rogue. Wil de Alfa je dood hebben? Ik kan hem wel helpen... Hij staat bekend om het langzame doden, het martelen totdat je smeekt of je mag sterven en dan laat hij het nog niet toe.
Ik zal het snel doen, mooi meisje, heel snel, je zal het niet eens merken."
Caiden help me, Caiden help me, help me...
"Nee bedankt, Kelano, ik-"
"Kellan," onderbreekt hij me. "Kellan."
Ik ben zijn vriend niet. Noway. Ik moet dit rekken zo lang als ik kan. Hoewel mijn leven niet perfect is, wil ik echt nog niet dood, nee bedankt.
"Ik moet maar eens gaan, mijn ehh, ouders wachten op me. Ja dat is het, mijn ouders wachten op me en zullen vast heel erg bezorgd zijn omdat ik nog niet thuis ben." Ik draai me half om. "Dus doei!"
En opnieuw ren ik zo hard als ik kan, door de allesoverheersende angst sneller dan ooit tevoren.
Caiden kom nou, kom op miraculeuze wijze gewoon hierheen en redt me van die gek, ik zal zonder zeuren blijven.
Het enige leuke hieraan is, is dat het werkt. Oh mijn God. Mijn gebeden zijn verhoord, zelfs al heb ik geen God waar ik in geloof.
De nachtzwarte wolf -Axel?- van Caiden springt over me heen en gaat beschermend voor me staan om Kelano tegen te houden.
Ik zak uitgeput van het rennen en de angst in elkaar. Dat doe ik vaak de laatste tijd, merk ik.
Ik kijk toe hoe Kelano tot stilstand komt, naar mij en de wolf kijkt, en vervolgens snel weer omdraait om in zijn wolfvorm weg te rennen. Helaas niet voordat hij me nog een bedreiging toe heeft kunnen roepen. "Ik zal mijn belofte waarmaken, mooi meisje!"
Ik rol me op tot een bolletje, totdat een tiental seconden later twee gespierde armen me oppakken. Ik tril als een rietje terwijl Caiden me in zijn armen houdt, verschillende strijders van zijn roedel om ons heen, gelukkig allemaal met basketballshorts aan, net als Caiden.
"Je bent veilig meisje, je bent veilig. Ik ben bij je Willow, alles komt goed. Hij zal je geen pijn doen," fluistert hij kalmerend in mijn oor.

In een groep lopen we terug, of in elk geval Caiden loopt met de groep mannen terug, mij in zijn armen, tegen zijn borst aangeklemd. Mijn trillen wordt langzaam minder en door het zachte gewieg en de kalmerende woorden vallen mijn ogen langzaam dicht.
Voordat ik in slaap val, beloof ik mezelf een ding. Ik ga niet meer verder de bossen in dan tien meter. Nooit meer.

MatedWhere stories live. Discover now