11. -Zij.

2.1K 207 3
                                    

Mijn adem stokte in mijn keel.

Ik wist dat verplegers en verpleegsters meestal heel serieus keken, maar zijn gezicht liet me gewoon bevriezen.

'I-is hij...'

Ik wou het niet zeggen, kon het gewoon niet over mijn lippen krijgen.

De verpleger perste zijn lippen op elkaar en liet zijn blik over de hele kamer glijden.

'Niet... Niet wat jij denkt. Hij ligt in coma.' Mompelde de verpleger na een tijdje.

Ik hapte naar adem.

Dit was mijn schuld.

Als ik niet op de deur van de wc had geschreven toen, weken geleden, had hij hier nooit voor de eerste keer gelegen, had ik hem nooit zo zien liggen en was hij niet een tweede keer bijna dood gegaan.

Als ik niet op de deur van de wc geschreven had, liep hij nog gewoon rond...

'Het spijt me, mevrouw Wellice.' Mompelde ik bijna onverstaanbaar.

'Hij kan wel horen wat anderen zeggen, denken we.' Probeerde de verpleger ons een beetje 'op te vrolijken'.

Het hielp helemaal niet.

Geluidloze tranen gelden over mijn wangen.

Ik stond met een diepe zucht op.

'Het spijt me, mevrouw Wellice, maar ik denk niet dat het verstandig is dat ik nog eens bij uw zoon op bezoek ga. Misschien gaat het de volgende keer wel helemaal mis.' Het laatste was niet meer dan een zwak gefluister.

Ik glimlachte, stak mijn hand op en liep met grote passen het ziekenhuis uit.

Behalve wijWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu