Mystery Writer vierenveertig - Gewoon Zoë -

66 5 1
                                    

Met statige passen baande hij zich een weg door de dichte begroeiing die over het pad naar de open plek slingerde, een plek die slechts karig verlicht werd door een kampvuur gemaakt door de coven. Voor hij ging zitten, wierp hij een lange blik op alle gezichten rond het vuur. Ze waren er allemaal. Natuurlijk, hij had ook niet anders van deze mensen verwacht. Dit was een belangrijke avond. Een avond van knopen doorhakken en moeilijke beslissingen nemen. De stilte was om te snijden, het enige geluid dat men hoorde was het ademen van de aanwezigen en het geklik van nachtdieren en insecten.
'Macchiavelli,' knikte de jongen naast zich hem toe, de stilte verbrekend.
'Erlend,' beantwoordde hij de hoofdknik, nogmaals de kring rondkijkend. De mensen aan de andere kant van het vuur waren slechts donkere schimmen, afgetekend tegen de nog donkerdere nacht.
'Bij dezen verklaar ik de zitting voor geopend.' Het was alsof hij een kraan die de geluidstoevoer regelde open draaide. Het zachte gefluister dat zojuist was ontstaan, zwol aan tot een hels kabaal van mensen die elkaar probeerden te overstemmen.
'Stilte!' Zijn stem dreunde over de open vlakte. De rust die hij ermee gecreëerd had deed pijn aan zijn oren. 'Vandaag hebben we een aantal zaken te bespreken. Zaken die van belang zijn voor onze roedel. Sinds het laatste oproer zijn onze manschappen zodanig gekelderd dat we... nieuwe rekruten nodig hebben.' Hij liet zijn woorden even inwerken bij de mensen in de kring. Woorden die nogal wat ophef veroorzaakten. Er ontstond een hevige discussie over datgene dat hij teweeg had gebracht. Zijn oog viel op een lid dat de hele avond nog geen woord had gezegd. Ze was slim, dat kind. Altijd maar observeren, en wanneer het moment daar was iedereen verbazen met die nuchtere kijk die alleen zelfingenomen pubers hadden, hoewel ze niet veel ouder dan dertien kon zijn.
'Macchiavelli, is het niet beter als we-' Hij stak een vinger in de lucht om zijn buurman de mond te snoeren.
'Laat ze hier maar eens hun nekken over breken. Dat is goed voor ze. Misschien dat ze dan eindelijk inzien dat we dit al veel eerder hadden moeten doen.' Met een zelfingenomen lachje leunde hij achterover en liet de drukte over zich heen komen, alsof hij zijn woorden wilde demonstreren.
'Weet je zeker dat dit het goede moment is, Macchiavelli?' vroeg het meisje rechts van hem. Verwonderd keek hij naar haar op. Ze trok niet gauw haar mond open, maar wanneer dat dan toch ooit gebeurde, leek ze er altijd op uit te zijn hem met zijn mond vol tanden te doen staan.
'Ze is ouder dan wij waren toen we werden ingelijfd, Asalynne. Het wordt verdomme eens tijd dat ze de roedel komt versterken,' grauwde hij het kind toe.
'Waarom heb je haar dan niet eerder ingelijfd, als dat je zo dwars zat?' sneerde ze.
'Omdat' - hij probeerde zijn woede onder controle te houden - 'we daar niet eerder behoefte aan hadden.' Alweer dat zelfingenomen lachje. 'Of is het je misschien niet opgevallen dat de roedel in de afgelopen tien jaar is verviervoudigd? Och, nee. Natuurlijk niet. Toen was je nog niet eens geboren.'
'Houd je mond jij!' Het meisje sprong gekwetst op en balde haar handen tot vuisten. 'Je weet best dat jij de reden bent waarom ik vrijwel niets van de gang van zaken afweet. Je houdt me bewust onwetend!'
'Ja, en waarom zouden we dat nou toch doen?' Een retorische vraag, natuurlijk, maar ze was zo stom om er toch op in te gaan.
'Omdat je een arrogante kwal bent die altijd en overal de baas over ons wil spelen, alsof we verdomme je bezit zijn!' Hij zuchtte geïrriteerd en zakte opnieuw onderuit.
'Erlend,' zei hij verveeld. 'Haal dat wicht alsjeblieft weg uit deze zitting. Ik geraak gestoord van haar.' De jongen naast hem sprong op.
'Natuurlijk,' antwoordde hij snel. 'Zoals u wenst, kýrios.' De jongen onttrok zich aan de kring en gebood het opstandige kind met hem mee te gaan.
'Zo,' sprak hij zacht. De coven werd stil en wierp hem nederige blikken toe. 'Nu we eindelijk van die lastpakken verlost zijn, kunnen we eindelijk beginnen met waarom we hier gekomen zijn.' Eén voor één keek hij de leden aan. 'Ik wil dat ze dit jaar ingelijfd wordt. Dat had al lang geleden gebeurd moeten zijn, maar omdat ze geestelijk nogal... instabiel is' - hij grijnsde spottend - 'leek het me beter om nog even te wachten. Helaas heeft de roedel geen tijd meer om te wachten. Over twee dagen komt ze aan in ons nederige stulpje. Mijn plan is om over exact drie weken het inlijvingsritueel te voltrekken.' Hij hield even stil om deze woordenstroom vol informatie in te laten werken. 'Heeft er nog iemand vragen?' Hij keek de kring rond alsof het antwoord hem al duidelijk was. Het was dan ook niet vreemd dat hij verbaasd op keek toen zijn zusje haar hand op stak.
'Hoe gaan we het haar vertellen?' vroeg ze. Hij glimlachte halfhartig. Het was haar eerste keer dat ze bij een inwijding zou zijn, niet raar dus dat ze geen idee had hoe het in zijn werking ging.
'Pas bij het ritueel zelf.'
'Waarom dan pas?'
'Denk je nu werkelijk' - zijn stem was zacht en slepend - 'dat ze in zal stemmen - er vanuit gaande dat ze niet zal vluchten - met dit hele proces? Dat ze vrijwillig lid gaat worden van de roedel? Nee. Het is beter dat we haar niets vertellen. Des te minder problemen zullen we ondervinden wanneer het moment daar is. Niet waar?' Niemand durfde op zijn woorden in te gaan, uit angst dat hij hen allemaal met het hoognodige sarcasme op hun plek zou zetten.
'Nog andere vragen? Nee, toch niet? Dan verklaar ik deze zitting voor gesloten.' Iedereen maakte aanstalten om op te staan en zich terug naar hun huizen te begeven.
'Wacht even,' riep hij. 'Voordat jullie gaan, wil ik jullie nog even op het hart drukken om niets door te laten schemeren. En gedraag je vooral normaal. Ze mag niets, ik herhaal níéts vermoeden. Begrepen?'


Het boek der eerlijkheidWhere stories live. Discover now