Hoofdstuk 2

48 5 3
                                    

Na het eten ging Nola naar haar kamer. Nou, eigenlijk gewoon naar de slaapkamer.  Er waren er namelijk maar 3, en de ouders hadden apart een slaapkamer, dus alle kinderen moesten in een kamer slapen. Dit was natuurlijk erg vervelend voor Nola's en Mayke's (het zusje van Boris) privacy, maar gelukkig konden ze Boris vaak wegjagen zodat ze zich kunnen omkleden. Maar echt alleen zijn kon Nola hier bijna nooit. Ze pakte onderweg naar boven haar nog natte tas, en pleurde deze neer langs het gammele bureautje dat een keer langs de weg stond. Ze pakte haar Economie boek en begon het hoofdstuk waar ze mee bezig waren, te lezen.  Het ging over armoede in Nederland. Het was voor Nola verschrikkelijk om te lezen hoe haar eigen situatie was. En om al haar klasgenoten te horen lachen om het idee dat er mensen zo moesten leven. "Dat is in Nederland helemaal niet zo erg!" Dat klopt ook, maar het is er wel.

Toen Nola het hoofdstuk bijna had uitgelezen, hoorde ze dat er geklopt werd op de voordeur. Dit verbaasde haar. Niet dat ze het hoorde, want je kon in dit huis alles horen, maar dat iemand klopte op hun deur. Er kwam namelijk nooit iemand langs, haar ouders hadden behalve die andere familie geen vrienden, en waarom dan kloppen als de deur niet eens dicht was? Ze hoorde iemand de deur open doen en een diepe mannenstem praten.
Nola kon het niet goed verstaan, omdat Boris erdoorheen zat te schreeuwen. "Enne man! Enne man! Brennt onneluk!" Boris kon de ng niet goed uitspreken. Toen kwam Nola's moeder de trap op sprinten. Nola was bijna bang dat de meneer iemand van school was. De deur van de slaapkamer vloog open en Nola's moeder had een rare, verdrietige blik in haar ogen.
"Niek, 'slik' is....."  Vol slechte voorgevoelens wachtte Nola op meer, maar er kwam niks meer uit.

Nola besloot om haar moeder naar beneden te brengen om het daar te bespreken. Toen ze thee ging zetten, kon Nola's moeder weer praten.

"Niek heeft een ongeluk gehad..." Nola hapte naar adem en liet bijna een theekopje vallen, maar pakte deze snel weer op omdat dat ook een verschrikkelijk verlies zou zijn. "WAT?" Nola keek smekend naar de vreemde man die heel slecht op zijn gemak stond rond te kijken in hun huis. "Nola, laat je Inge even uitpraten..." zei Hans, Nola's vader. Inge was Nola's moeders naam. "Wat is er gebeurd?!" vroeg Nola aan de vreemde man. "Nou, ehm, hij stak over bij een zebrapad en een auto reed door rood, en reed hem dus aan... Hij is snel naar het ziekenhuis gebracht..." maar de man kon zijn zin niet afmaken. "Naar het ziekenhuis? Het ZIEKENHUIS??? Dat is super duur! Dat kunnen wij nooit betalen!" schreeuwde Hans tegen de man. "Waarvan moeten we dat betalen? Hé? Of betaal JIJ die rekening soms?" Nola keek woedend naar haar vader. Hoe, in vredesnaam, kon hij aan zijn armoede denken als haar broer misschien op sterven licht of zelfs al is overleden? "Hij leeft nog..." zei de man, die zag dat Nola zich druk maakte. "Maar is in een kritieke toestand. En ja, ik ben bereid om de kosten te betalen..." Iedereen in de kamer keek de man verbaasd maar ook blij aan. "Echt? Ben je bereid dit offer te geven? Waarom?" vroeg Inge. "Omdat uh, ik zeg maar... hem heb aangereden."

Je zou nu denken dat Hans en Inge super kwaad waren. Maar Hans beheerste zich, of boeide het helemaal niks dat zijn zoon op sterven lag, want hij glimlachte naar de man en zei; "Bedankt, wil je ook even wat eten voor ons kopen?" Nola en Inge stonden met open mond naar Hans te kijken. "Hoe kun je?!" tierde Inge. "Hij is onze zoon!" Hans glimlachte scheef naar Inge en Inge schudde haar hoofd. "Nee, niet doen. Je hebt het fout!" zei Inge. "Dit is hem niet." fluisterde ze er nog achteraan. Hans keek de man doordringend aan, en begon toen iets te zeggen dat heel Nola's leven zou veranderen.

Niets meer waardWhere stories live. Discover now