hoofdstuk 6

9 0 0
                                    

Enya en Wouter lopen net de trap af. ‘Wacht!’ Enya schrikt en draait zich om. Ze ziet dat er een soldaat aan komt lopen. De moed zinkt in haar schoenen. Als ze maar niet betrapt worden. Als de soldaat dichtbij is, kijkt hij Enya onderzoekend aan. Dan schiet hij in de lach. Enya kijkt de soldaat bang aan. Tot haar verbazing ziet ze dat hij nog erg jong is. Hij is niet veel ouder dan dat zij zijn. Dat geeft haar wat moed. Ze vraagt met een lage stem: ‘Wat is er?’ De soldaat kijkt haar ongelovig aan. Dan kijkt hij even om zich heen. Als hij niemand ziet begint hij te praten. ‘Je hebt veel lef jochie. Mijn pak stelen om een vriend van je te bevrijden.’ Enya wordt rood en wacht tot hij verder gaat. ‘Ik mag dat wel. Ook al weet je hoe riskant het is, toch probeer je een vriend te redden.’ Enya kijkt hem verbaast aan. ‘Ik wil jullie wel helpen. Maar op één voorwaarde.’ Enya kijkt naar Wouter. Ze ziet dat hij ook verbaast is. Wouter doet dan zijn mond open. ‘En wat is die voorwaarde?’ ‘Ik wil met jullie mee. Ik heb het hier gehad.’ Enya denk na. ‘Hoe weten we of je wel te vertrouwen bent?’ Ze was bang dat hij net als die andere man hun zou gaan verraden. De jongen haalt zijn schouders op. ‘Weet ik niet. Maar ik ben het spuug zat om een soldaat te zijn, dus wil ik met jullie mee.’ Enya kijkt naar Wouter. Hij knikt naar haar. ‘Je mag mee als je ons er uit krijgt.’ Wouter kijkt hem aan. De jongen glimlacht. ‘Dankjewel. Ik weet hoe we hier het beste kunnen ontsnappen. Volg mij maar.’ Enya en Wouter lopen achter de jongen aan. Het duurt niet lang voordat ze buiten staan. De jongen stopt en vraagt: ‘Waar gaan we nu heen?’

Wouter, Enya en de jongen lopen door het bos. ‘Hoe heet je eigenlijk? Ik heet Wouter en dat is Enya.’ ‘Ik heet Stephan.’ Stephan kijkt Enya aan. ‘Sorry dat ik het zeg, maar ik vind Enya niet echt een jongensnaam.’ Enya giechelt en tilt de pet op. Nu hangt haar haar over haar schouder. Stephan kijkt haar met grote ogen aan. ‘Je… je bent een meisje?’ Je kon de verbaasdheid in zijn stem horen. ‘Ik had niet verwacht dat een meisje zo dapper zou zijn.’ Enya bloost. Ze weet niet wat ze moet zeggen. Ze lopen zwijgend verder. Zonder dat ze het hebben gemerkt zijn ze richting het water gelopen. Als ze bij het water zijn, stoppen ze en kijken naar de overkant. Wouter is de eerste die de stilte verbreekt. Hij vraagt de vraag die iedereen in gedachte heeft. ‘Blijven we hier of gaan we naar de overkant?’ ‘Het is hier nu erg gevaarlijk voor ons. Ik denk dat we beter naar de overkant kunnen.’ Enya denkt aan thuis. Wouter en Stephan knikken. Met z’n drieën lopen ze door het water naar de overkant. Ze lopen door het bos. Enya begint honger te krijgen. ‘Zullen we even stoppen om te eten? Ik had thuis wat boterhammen gesmeerd.’ Wouter en Stephan knikken. Ze gaan op een omgevallen boomstam zitten. Enya zoekt in haar tas en haalt er een zakje met daarin zes boterhammen uit. Ze verdeelt ze, en ze beginnen te eten. ‘Ik heb ook twee flesjes water mee. Die kunnen we ook wel delen. Omstebeurt drinken ze wat uit de flesjes. Als ze klaar zijn stopt Enya de overgebleven spullen terug in haar rugzak. ‘Waar gaan we eigenlijk heen?’ Stephan kijkt Enya en Wouter aan. ‘Ik woon hier vlakbij. Bij mij thuis kunnen we best een paar dagen blijven.’ Zegt Enya. Stephan en Wouter knikken.

Bij het dorp aangekomen schrikken Stephan, Wouter en Enya. Het dorp ligt in puin! Enya rent zo snel als ze kan naar huis. Ze hoopt dat het er nog staat. Maar nee hoor… Enya valt op haar knieën en begint te huilen. Even later komen Wouter en Stephan hijgend aan. Ze kijken zwijgend voor zich naar het huis. Als Enya is uitgehuild staat ze op. Stephan en Wouter staan afwachtend achter haar. Dan baalt Enya haar vuisten en draait zich om. Ze kijkt Stephan en Wouter even aan en loopt dan weg. Stephan kijkt Wouter twijfelend aan. Moeten ze haar volgen? ‘Laat haar maar even alleen.’ Wouter kijkt Enya na. ‘Ze heeft even tijd voor haar zelf nodig.’  Wouter gaat op de grond zitten. Dit kan nog wel even duren.

Enya loopt zoekend rond. Ze weet niet wat ze zoekt. Ze herkent het pleintje waar altijd op vrijdag markt was. Dan ziet ze een meisje in het puin rondlopen. Enya rent naar haar toe. ‘Hé, weet jij wat er hier is gebeurd?’ Het meisje keek haar met grote ogen aan. ‘Er kwamen soldaten het dorp binnen. Ze schreeuwden dat we hun gevangene en soldaat moesten teruggeven. Onze burgermeester kwam kijken wat er aan de hand was. De soldaten schreeuwden naar hem dat we ze terug moesten geven. De burgermeester werd boos en zei dat we hier helemaal geen mensen van de overkant hadden, maar de soldaten bleven maar doorgaan. De soldaten geloofden ons niet, en nam de burgermeester gevangen. Toen gaf een soldaat het bevel om alle mensen op te pakken. Ik had me verstopt in de kelder. Ik was erg bang. Ik hoorde allemaal vreemde geluiden van boven. Toen alles stil was, durfde ik pas naar boven te gaan. Ik zag toen dat er alleen nog maar puin was.’ Enya kijkt het meisje aan. Dan vraagt ze met een beverige stem: ‘Is dat echt waar?’ Het meisje knikt. Enya kijkt in haar gedachtes verdronken voor zich uit. Als ze om haar heen kijkt, is het meisje weg. Langzaam loopt ze weer terug naar Stephan en Wouter.

Aangekomen staan Stephan en Wouter snel op. Ze kijken haar bezorgd aan. Enya  vertelt het verhaal dat ze van het meisje heeft gehoord. Aks ze is uitgepraat kijken Wouter en Stephan haar met open mond aan. ‘D-dus dit is eigenlijk onze schuld.’ Zegt Wouter. Hij kijkt om zich heen. Enya en Stephan zwijgen. Stephan is de eerste die weer wat zegt. ‘Wat gaan we nu doen?’ Wouter haalt zijn schouders op. ‘Dit kan zo niet langer. We moeten er iets aan doen.’ Enya klinkt vastberaden. ‘Het is onze schuld dat het dorp er nu zo uit ziet. Het is onze schuld dat de mensen uit dit dorp nu gevangen zitten. Het is allemaal onze schuld. Wij zijn het dan ook, die er iets aan moeten doen.’ ‘Wat kunnen we dan doen?’ Stephan kijkt Enya twijfelend aan. ‘We zijn maar met z’n drieën en hun met een stuk of honderd.’ Enya glimlacht. ‘Dat dacht je maar. Toen ik aan de overkant was, zag ik dat de meeste mensen vol walging naar de soldaten keken.’ Wouter kijkt haar verbaast aan. Wat bedoelt ze daar mee? Enya gaat verder: ‘We kunnen die mensen vragen of ze mee willen helpen.’ Wouter snapt het. Stephan kijkt Enya vol verbazing aan. Hoe kon die meid zo snel een plan verzinnen. Een ding moet hij toegeven. Ze heeft wel erg veel lef. Het lijkt alsof ze nergens bang voor is. Zijn gedachten worden onderbroken door Wouter. ‘Wat gaan we dan nu doen?’ Enya denkt even na. Dan zegt ze: ‘We moeten ervoor zorgen dat de soldaten ons niet herkennen.’ ‘Hoe wil je dat doen?’ Wouter ziet het eigenlijk niet zitten. Hij blijft veel liever aan deze kant van het water. Hij had genoeg gehad met de avonturen. ‘Ik denk niet dat het verstandig is om naar de overkant te gaan. Je hebt een hele grote kans om opgepakt te worden.’ Enya kijkt Wouter aan. ‘Ik snap het dat je bang bent. Ik zal je dan ook niet dwingen om mee te gaan. Maar denk eens aan al die onschuldige mensen die gestraft worden.’ Wouter haalt zijn schouders op. Wat kan hem al die mensen schelen? Zijn besluit staat vast. Hij blijft hier. Hier is het tenminste veilig. Enya is teleurgesteld. Ze had verwacht dat hij wel mee zou gaan. Ze heeft geen andere keuze dan hem achterlaten. Stephan snapt het niet. Waarom doet Wouter opeens zo?

EnyaWhere stories live. Discover now