+ Hoofdstuk 2 +

20 4 4
                                    

Naarmate de tijd vorderde en ik langer oefende, begon ik het patroon te zien, de ritmische hartslag te voelen en de harmonie te merken. Met het tempo waarop we om elkaar heen draaiden, onze zwaarden die uitschoten en het constante voetenwerk, begon het steeds meer te lijken op een dodelijke dans.

Hij was een uiterst geduldige maar strenge leraar. Balancerend op de bal van mijn voeten en in opperste concentratie, namen onze gevechten een steeds grimmigere sfeer aan. Hij gebruikte zijn voorbeelden ook in de training. Hij had mij eens een licht zwaard geven, en zelf gebruik gemaakt van een zwaar slagzwaard. Hierdoor zou ik zijn slagen nooit kunnen blokkeren, simpelweg omdat zijn zwaard dwars door de mijne heen zou gaan.

Toen hij me voor de vierde keer op rij had ontwapend, had hij zijn handen in zijn zij gezet.

'Welk zwaard gebruik ik nou, Aderyn?' Met zijn hoofd een tikkeltje schuin had hij me aangestaard.

'Een slagzwaard?'

'Juist.' Hierna bleef hij stil, liet het kwartje bij mij vallen. 'En dus?'

'Je wapen is zwaarder dan dat van mij... En het vertraagt je.' Hij had er het handje van om me mijn eigen dingen te laten uitvinden, in plaats van het gewoon vertellen.

'Inderdaad. Probeer de zwakheden van je vijand altijd in je voordeel aan te wenden. Nog eens.' Hij had me overeind getrokken en had mijn zwaard weer terug gegeven. En die keer, terwijl ik om hem heen danste zodat ik steeds net buiten bereik bleef en hij zich nodeloos uitputte, toen pas begreep ik wat hij bedoelde.

Zo snel en vloeiend bewegen als de wind zelf, alsof ik opzij word geblazen door een onzichtbare kracht als een wapen langs mijn hoofd vliegt en me net mist, daardoor ben ik de beste zwaardvechter van mijn district. Door lukraak met een stuk metaal om je heen te slaan, zoals de rest, kom je er nooit, hamerde hij elke keer.

Na een jaar was hij opeens verdwenen. Hij kwam 's avonds niet meer en ik heb hem nooit weer gezien.

'Aderyn!' Het geluid van Cabe's stem haalt me met een schok uit mijn gedachten.

'Cabe!' probeer ik zijn toon te imiteren, hoewel ik er jammerlijk in faal. Hij lacht.

'De Klem is rechtsaf, ik weet niet waar jij heen gaat?'

+++

Soepel en zonder enig geluid te maken verplaats ik mijzelf over de zwarte leren banden, die een halve meter onder het plafond hangen in een blokpatroon over elkaar gevlochten met de karakteristieke vierkante openingen ertussen, die bedoeld zijn als een verfraaiing van de zwart-grijze ruimte. Het geeft een sinistere uitstraling, die verkeerd aanvoelt. Als het daglicht weg is, is 's avonds het kale licht afkomstig van de tl-buizen in het plafond, waardoor de geblokte schaduwen nog iets duisters toevoegen aan het vreemde vertrek. De rechte, staalgrijze muren, die vreemde, langgerekte inkepingen heeft om de onregelmatige hoeveelheid afstand, lijken onverbiddelijk op je neer te kijken. Het inktzwarte plafond is benauwend, de zwarte banden die ervoor hangen valen zelfs bijna weg tegen de donkere kleur. Je haalde het niet in je hoofd om hier te komen, iets doms te doen. Zelfs de muren lijken te kunnen vertellen, dat je iets verkeerds deed. Ogen in je rug is geen luxe hier.

Rond dit tijdstip zou het normaal gesproken een drukte van jewelste zijn, door alle potentiële tributen van nog komende Spelen. Ik kan het gekletter van de vallende messen al bijna horen, als een volgend kind het doel mist, nadat zijn of haar poging om met twee messen tegelijk te gooien jammerlijk mislukt is. Maar vandaag is de dag van de boete.

De Klem is nagenoeg leeg. Cabe staat verderop met Amber te oefenen, en iets links van mij is een meisje dat ik niet ken met messen aan het gooien. En de schriele jongen, van een jaar of veertien. Die is er ook nog.

Hij heeft een tenger, bijna iel postuur en heeft een onzekerheid om zich heen hangen die er gewoon om vraagt om opgemerkt te worden. Ik heb hem wel eens vaker gezien, hoewel ik me niet precies kan herinneren waar. Hij komt ook wel eens trainen, één keer in de week, als het niet minder is. Ik observeer hem, terwijl hij schijnbaar nonchalant zijn vingers over de wapens laat glijden, hoewel zijn strakgespannen spieren zijn daadwerkelijke zenuwen verraden. Maar desalniettemin als een nietsvermoedende prooi, die verslonden zal worden door zijn meerdere.

Hij heeft me niet gezien toen hij binnenkwam. Ondanks zijn nervositeit, die toch enige oplettendheid mee zou moeten brengen, lijkt hij zeer weinig mee te krijgen van zijn omgeving. Hij zou beter moeten weten. Als je hier iets wil moet je uitkijken. Dat is een les die je al vroeg geleerd moet hebben, want in de Arena wordt er van je verwacht dat je zult winnen. Dat je kan winnen. En niet dat je als een bang en dom konijntje je laat vermoorden door een achteloze tribuut uit 11. Je moet ogen in je rug hebben in dat spel, en dat heeft hij duidelijk niet.

Aan de laagste in de voedselketen is het natuurlijk niet zo slim je in het hol van de leeuw te werpen. Werk je eerst iets hoger op, voordat je gevaarlijke dingen gaat doen. En als je dan toch zo stom bent, dan verdien je het niet hoger te komen. Dan verdien je het, om eens goed te schrikken. Al helemaal als je aan mijn wapens gaat zitten. Soepel laat ik me uit de riemen die aan de bovenkant van ons trainingsgebouw glijden. De daadwerkelijke reden waarom ze er zijn is me een raadsel, maar ik kan er goed gebruik van maken. Al toen ik klein was ben ik erin geklommen, en zo de technieken van de anderen afgekeken. Goed verstopt natuurlijk, zodat ze me niet zouden zien en dat had hij ook moeten doen, maar deed hij niet, de idioot. Zacht en elegant kom ik neer op de grijze vloer, door mijn knieën gaand om ervoor te zorgen dat mijn voeten niet de hele klap hoeven op te vangen en ik dus geen geluid maak bij het neerkomen.

Ik sla mijn armen over elkaar en loop naar hem toe. Iets achter hem, maar dan ook echt iets, sta ik stil. Hij merkt niet eens dat ik er ben, zelfs nu hij mijn adem zou moeten voelen. In de Arena zou hij dood geweest zijn. Als na twintig seconden hij nog steeds niet doorheeft dat ik achter hem sta, word ik toch wel een beetje chagrijnig. En dat noemt zich een mogelijke tribuut. Al zijn aandacht is opgeslokt door het zwaard dat hij van de wand heeft gepakt.

'En. Kijk. Toch. Eens.' Met een spottende lach op mijn gezicht begin ik te spreken. De jongen maakt een vreemd sprongetje van schrik, en draait zich angstig om, hoewel het waarschijnlijk niet de bedoeling was dat ik de angst ook van zijn gezicht kon lezen. Het zwaard laat hij in zijn schrik vallen. 'Wat een schattig kind, zo vervuld van hoop om eens goed te worden.' Met mijn hoofd een beetje schuin kijk ik hem aan. Ik merk dat Cabe zijn trainen heeft gestaakt en achter me komt staan.

'Wat is je naam?' De koele ondertoon in zijn stem is niet te missen. De jongen slikt een keer, alvorens hij zijn mond opent.

'J-Jack.' Ik sla mijn ogen ten hemel. Hij probéért het niet eens. Kijk nou eens naar hem, met zijn slappe en futloze zwarte haar, schriele benen en waarschijnlijk even sterk als een meisje van vier. Waardeloos. Ik zucht verveeld.

'Ik ga dit één keer zeggen, sul. Dat zwaard. Is mijn zwaard. Daar kom je niet aan. Daar blijf je vanaf. Kleine jongetjes moeten niet spelen met gevaarlijke wapens.'  

You've reached the end of published parts.

⏰ Last updated: Jul 14, 2016 ⏰

Add this story to your Library to get notified about new parts!

Fearful SilenceWhere stories live. Discover now