Laurelei

27 2 0
                                    

Er zijn altijd wel van die verhalen waar alles duidelijk is. Waar een goede en een slechte kant vechten, en de goeierikken winnen altijd met gemak. Jammer genoeg was dit niet zo'n verhaal. Dit is een verhaal waar geen een van de kanten goed zijn. Het is gewoon een strijd tussen twee kampen, met ieders zijn voor- en nadelen. En ik zat er middenin.

In de doodse stilte van de nacht liep ik mijn kamer uit. Ik keek aandachtig rond en zag een wachter bovenaan de trap staan. Voorzichtig sloot ik de deur en sloop naar het raam achter de wachter. Snel nam ik een steentje dat ik per toeval op de grond vond. Ik gooide het de trap af, waardoor er een klein geluidje ontstond. Dat was genoeg om de wacht af te leiden. De wacht liep naar beneden, achter het geluid aan, en ik klom door het raam naar buiten. Met behulp van de stevige klimop op de paleismuren klom ik de toren af. De truk was om niet omlaag te kijken. Eenmaal beneden greep ik naar mijn wapens die in een inham, bedekt met klimop, verborgen waren. Mijn op maat gemaakte boog hing ik over mijn schouder. Mijn pijlen over de andere. Ik gespte mijn zwaardholster om mijn middel en trok mijn zwaard. Een kort en smal zwaard, gemaakt voor snelle, rake aanvallen. Ik stopte die terug ik mijn holster en ging op pad. Over de brug, maar zorg dat niemand je ziet. Klim over de oude stadsmuur, zorg dat niemand je ziet. Volg het pad ongeveer voor een kilometer, zorg dat niemand je ziet. Ga dan van het pad af en ga naar het bevroren meer bij de treurwilg. Zorg dat niemand je ziet.
Dat was om de twee nachten de routine. Rondkijken, pad volgen, omhoog kijken, klimmen, naar links kijken, springen, naar rechts kijken, zorg dat niemand je ziet.
Ik nam elke twee dagen hetzelfde pad, het bos in. Elke keer weer volgde ik exact hetzelfde weggetje, en week op exact dezelfde plek van dat weggetje af. In het hoge gras had ik in de loop der jaren zelf een padje gemaakt. Omdat ik altijd mijn voetsporen volgde.
Vanuit mijn ooghoek zag ik de grote oude treurwilg staan. Ik volgde mijn padje tot aan de oever van het bevroren meer. Tien maanden van de twaalf was het meer bevroren. Enkel in de zomer ontdooit ons rijk. De ijskoude rivieren worden warm genoeg om in te zwemmen. De grasvelden zijn groen, inplaats van wit. De vogels wagen zich dan tot buiten de bossen om van de warme bries te kunnen genieten.
Zomer is heerlijk, ook al heb ik nooit moeite gehad met de kou.
Onder de boom stond niemand minder dan Talita, mijn beste vriendin. Toen ze mij zag zwaaide ze.
'Ben je makkelijk weggekomen?'
Ik knikte. 'Niets in de gaten, zoals altijd.'
Talita grijnsde: 'Topper die je bent.'
Ik nam mijn pijl van mijn schouder, en zij bevestigde haar dolkenriem rond haar pols. We vertrokken op jacht. Zo oefenden we op onze technieken. Dat deden we een hele nacht door tot het bijna ochtend werd en we terug naar huis moesten voor we ontdekt werden. We scheidden onze wegen aan de rand van het bos.
'Ik zal je overdag nog wel eens komen bezoeken.' Glimlachte Talita.
Ik trok een gezicht. 'Toch niet omdat je Timothy weer wil zien he?'
Timothy is mijn oudere broer. Hij is 22 en de opvolger voor de troon -ook een volslagen idioot moest je het mij vragen- en Talita was al verliefd op hem sinds we klein waren.
Talita gniffelde. 'Onder andere. Maar ook al de paleiswerknemers nog eens te zien. Vooral mevrouw Lillys, en haar koekjes.'
Ik grinnikte. 'Ik zal zorgen dat ze een hele boel klaar heeft tegen dat jij er bent.'
Ze glimlachte. 'Super!'
Talita gaf me nog een laatste knuffel. Daarna liep ze snel naar het dorp toe. Ik klom daarentegen mijn raam weer in, en trok snel mijn nachtpon aan. Ik keek op mijn klok. 6 uur. Ik heb nog twee uur om te slapen. En dat deed ik.

Ik werd wakker door de zon die recht in mijn gezicht scheen. Dolores, mijn dienstmeisje, stond al in mijn kamer te wachten met de kuip water.
'Goedemorgen hoogheid,' zei ze vrolijk. 'Uw bad staat al gereed, staat u me toe u te wassen?'
Ik glimlachte. 'Je weet toch dat je dat niet meer moet vragen Dolores. En je mag me bij mijn naam noemen.'
Ze kinkte. 'Weet ik hoogheid, maar de hofdames hebben me er vorige keer kritiek op gegeven.'
Ik stond op. 'Nou, ze hoeven het toch ook niet te weten.'
Ze glimlachte en maakte mijn nachtpon los. Ze waste me volledig. Ook mijn haar, met een speciale perzikenshampoo die ze zelf maakt.
'Wat hebt u toch in hemelsnaam uitgespookt met uw haar prinses?' Vroeg ze toen ze er een kam probeerde door te halen.
'Weet ik niet,' antwoordde ik. 'Volgens mij zijn het kabouters. Ze willen niet dat ik schoon haar heb.'
Ze gniffelde stil en haalde de kam er nog eens stevig doorheen. Plots haalde ze iets uit mijn haar.
'Wat doet dit in uw haar, prinses?' Vroeg ze geschrokken terwijl ze een twijgje vasthield.
Ik keek geschrokken naar het twijgje. Ik was onvoorzichtig geweest. Ik wist dat ik mijn haar had moeten fatsoeneren voor ik weer ging slapen.
'Ik zeg het je Dolores, de kabouters.'
Ze keek me streng aan, voor zo ver ze durfde. 'Hoogheid, bent u weer naar buiten geslopen?'
Dolores was de enige die wist van mijn nachtelijke jachtpartijen. Ze hield het geheim omdat ze me mocht, en haar baan niet wou verliezen.
Ik knikte schaapachtig. 'Ja... maar je weet hoeveel dit voor me betekent, Dolores.'
Ze gooide het twijgje uit het raam en zuchtte: 'Dat u nog niet betrapt bent is een wonder. Nou, ter zake. Hoe wilt u uw haar vandaag. Ik veronderstel opgestoken?'
Ik trok een wenkbrauw op. 'Hoezo? Ik wil gewoon een vlecht, net als anders.'
Ze schudde haar hoofd. 'Hoogheid, prins Joris komt vandaag langs, weet u nog? Uw ouders willen dat u er op uw uiterste best uitziet.'
Ik sloeg mijn handen om mijn gezicht. 'O nee. Ik was dat helemaal vergeten!'
Prins Joris van het Oosten. Het geregelde huwelijk. Elke maand een afspraakje om hem beter te leren kennen. Ik wilde dit allemaal niet, maar vader wilde een betere relatie met de Oosterse buren. Zo gaat dat in het koningshuis. De zoon wordt koning en kan zelf kiezen met wie hij trouwt, en de dochter wordt uitgehuwelijkt aan een ander rijk.
'Geen zorgen hoogheid,' zei Dolores. 'Ik regel het allemaal.'
Ze deed mijn haar eerst in een vlecht en wikkelde die vlecht in een grote knot, net boven mijn nek. Daarna stopte ze me in een nieuwe jurk die dennengroen was, met gouden versieringen, een bruine riem en een aanzienlijk lage snit. Ik moest de neiging het ding tot aan mijn nek op te trekken onderdrukken. De jurk was oncomfortabel, het liefst van al deed ik er een broek onder aan.
Dolores deed nog een gouden sierstuk boven in mijn haar en ta-da! Een prachtige prinses! Alleen voelde ik me niet zo.
Ik liep naar beneden en liep mijn moeder tegen het lijf.
'O, schat! Wat ben je schitterend!' Riep ze uit. 'Joris is een geluksvogel.'
Maar ik een pechvogel, dacht ik.
'Dank je mam.'
Ze omhelsde me en snifte. 'Ik wou dat ik nog zo jong en mooi was als jij.'
Ik trok een wenkbrauw op. Mam was misschien al in de veertig, maar haar schoonheid had ze nog steeds. Ik had haar bruine, zijdezachte haar, haar volle lippen en grote, donkerblauwe ogen. Iedereen zei altijd dat ik als twee druppels water op haar lijk. Maar toch vond ik dat mam nog steeds mooier was dan ik. Wie weet, misschien zou ik op een dag echt zo mooi zijn als zij.
Na het onderonsje met mam liep ik snel naar de troonzaal. Hopelijk was ik niet te laat. Een prinses is nooit te laat. Als ik de troonzaal binnenliep stonden Koning Alecor en prins Joris al met vader te praten. Ik stopte abrupt met lopen en wandelde sierlijk op hen af.
'Ah, mijn prachtige dochter.' Zei vader.
Ik glimlachte mijn stralendste glimlach en maakte een reverence. Prins Joris boog voor me en kuste mijn hand.
'Prinses Laurelei, het is een eer om u nog eens te mogen ontmoeten.'
'Insgelijks Prins Joris.' Zei ik vriendelijk.
Mijn vader liet zijn hand op mijn schouder rusten.
'Dus, mijn beste Alecor, zullen we de jonge geliefden even alleen laten zodat wij zaken kunnen bespreken?'
Alecor knikte. 'Geweldig idee Orion.'
De twee verlieten de troonzaal, en ik bleef achter met mijn toekomstige bruidegom, die het niet kon laten eens naar mijn boezem te staren. Ik deed alof ik het niet merkte.
Joris stak zijn arm voor me uit. 'Zullen we naar de kasteeltuinen gaan?' Vroeg hij met een Oosters accent. 'Ik hoorde dat uw vader al een theekransje voor ons had opgezet.'
Ik trok een gezicht. Eerst die neppe bruiloft en nu een stom theekransje? Alsof vader me nog niet genoeg had gemarteld.
Ik nam zijn arm en glimlachte. 'Natuurlijk, uitstekend idee Joris.'
Het theekransje leek een eeuwigheid te duren. Joris vertelde over hoe hij ooit drie pijlen na elkaar raak schoot op een bewegend doelwit. Ik kan beter, dacht ik, maar ik moet me vrouwelijk gedragen, en een vrouw vecht niet.
Ik vertelde Joris over hoe ik moest leren gedragen als zuster van de toekomstige koning, en hoe ik ooit een belangrijke positie zou uitoefenen als raadgeefster. Dat gedeelte negeerde hij, en hij begon meteen over hoe vrouwen altijd rechtop moeten lopen en gracieus moeten zijn.
Zo'n uur later -maar het leek een eeuwigheid- kwam een lakei hem halen. Zijn rosse haar zwiepte voor zijn ogen terwijl hij mij sip aankeek.
'Bedankt voor uw tijd, prinses Laurelei.' Hij stond op en kuste mijn hand. 'Ik zie u hopelijk snel weer terug, mijn bruid.'
En met die woorden vertrok hij. Ik voelde me opgelucht dat hij weg was. Het is een vriendelijke jongen, maar ik zou nooit met hem willen trouwen. Ik wil mijn eigen liefdesweg kiezen. Maar natuurlijk is dat als prinses uitgesloten. Boos stootte ik met mijn voet tegen een zuil en liep zo snel mogelijk naar mijn kamer. Daar bleef ik de rest van de middag, wachtend tot Talita me een bezoekje kwam brengen en ik haar kon vertellen over deze nachtmerrie.

The war of ElementalesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu