Hoofdstuk 22

188 22 0
                                    

Met mijn stalen masker op loop ik de trap af. Thomas verbaasde gezicht negerend, evenals de verschrikkelijke pijn in mijn onderbuik. "Mevrouw, hoe voelt u zich?" Vraagt Thomas voorzichtig. Ik geef hem een korte glimlach, die mijn ogen niet bereikt. "Fantastisch. Waar is mijn echtgenoot?" Mijn ogen staan hard en emotieloos. Ongerust en met duidelijke tegenzin beantwoord Thomas mijn vraag. "De bar." Het zal ook eens niet. Ik hef mijn kin nog iets hoger en recht mijn rug nog iets meer, draai mijn schouders nog iets meer naar achteren en strijk mijn jurk nog iets gladder. "Ik wens hem te zien. In de woonkamer." Mijn stem is kil en emotieloos. Ik wacht niet op een reactie en loop langs de stomverbaasde Thomas op. "Eh..." Hoor ik hem nog mompelen.

"Duna schatje! Kan je geen genoeg van me krijgen?" Gerard waggelt de woonkamer binnen en lalt met dubbele tong. Ik produceer een zuinig glimlachje en recht mijn rug. Ik zit kaarsrecht op de bank, met mijn stalen masker op. Ik kijk hem recht aan, met emotieloze ogen. "Ik wil Jeroen terug." Zeg ik langzaam, duidelijk, kil en afstandelijk. "Wie?" Zegt Gerard terwijl hij me probeert te knuffelen. Ik laat hem met een handgebaar merken dat ik dit niet wil en hij wordt ongeduldig. "Jeroen? Die stalknecht? Wat boeit jou hem? Kom hier, we gaan plezier maken samen." Hij wilt me kussen, maar ik draai mijn hoofd weg en twee natte lippen belanden op mijn wang. Snel sta ik op en draai ik mezelf weer naar hem toe. "Ik... Wil... Jeroen... Terug..." Zeg ik uiterst langzaam, alsof hij een kleuter is. Hij slaat met zijn hand op de tafel, wat een flinke deuk achterlaat. "Ik... Wil... Plezier... Maken..." Gromt hij kwaad. Ik kijk hem afstandelijk aan en hou mijn hoofd een tikje schuin. "Wat let je? Volgens mij zit er hier in de buurt een hoerenhut." Ik voel zijn hand om mijn keel en ik wordt naar achten gedrukt. Ik moet een tiental stappen naar achteren doen en bots uiteindelijk in volle vaart tegen de muur. Dit vind mijn al pijnlijke hoofd niet fijn, maar ik vertrek geen spier. Nog steeds kijk ik hem emotieloos aan, alsof ik dwars door hem heenkijk. Zijn vuist beland 2 centimeter van mijn hoofd in de muur, maar ik knipper niet eens met mijn ogen. Ik blijf hem aankijken.

"Trut! Wie denk jij wel niet wie je bent? Dat je zo tegen mij durft te praten! Ik ben je man, daar hoor je respect voor te hebben." Hij slaat mijn wang. Ik draai mijn hoofd mee, maar reageer verder niet. Mijn ogen staan nog steeds recht vooruit gericht, ik kijk de leegte in. Hij is nog bozer door mijn gebrek van reactie. Hij draait zich om en schopt tegen een stoel aan, die vliegt 2 meter de lucht in en beland in 6 stukken op de grond. Ik kijk hem kil aan. "Ik wil Jeroen terug." Zeg ik nog eens. Hij kijkt me moordend aan. "Jeroen? Ik vermoord Jeroen! Jij wilt Jeroen? Fijn! Dan krijg je toch die eikel, die sukkel, die armoedzaaier. Mij boeit het niet. Je doet maar!" Schreeuwt hij, totaal over de rooie. Hij duwt met geweld de deur open, die uit de sponningen vliegt en op de grond klettert. "Thomas! Mijn vrouw wilt Jeroen terug. Dus die klootzak komt terug." Hij stormt de hal door en mept alles wat hij tegenkomt kapot. Schilderijen vliegen door de gang en tafels worden kapot geschopt. Ik bekijk het tafereel vanaf een afstandje en draai me vervolgens om naar Thomas. "Laat Thom Jeroen ophalen, hij komt weer hier werken." Thomas loopt naar mij toe en bekijkt mijn wang. Ik wuif het weg en draai me statig om. "Ik verwacht hem binnen 2 uur, laat hem bij mij melden." Met die woorden verlaat ik de gang.

Anderhalf uur later hoor ik een korte klop op de deur van de woonkamer. Ik kijk even naar het kopje thee in mijn handen en besluit dat ik die echt niet neer ga zetten. "Ja?" Roep ik in plaats daarvan. De deur wordt geopend en Jeroen verschijnt in de opening. Ik ben zo blij om hem te zien, maar ik laat niets merken. Mijn masker houd ik op. Ik weet niet hoe ik anders moet overleven. Ik knik Jeroen met een beleefd glimlachje toe. "Jeroen, wat fijn dat ik jou zie. Ik heb Gerard overgehaald om jou weer voor ons te laten werken." Mijn stem is kil, afstandelijk en beleeft, net als mijn houding, net als mijn ogen. Jeroen lijkt op zijn hoede en kijkt voorzichtig de kamer rond. Ik klop naast mij op de bank. "Ga zitten en neem een kopje thee. Als goedmakertje, je bent tenslotte weggestuurd omdat je met mij bent meegegaan toen ik naar mijn ouders vluchtte." Jeroen gaat voorzichtig naast mij zitten en kijkt me aan alsof ik vervangen ben door een buitenaardse wezen. Ik roep door de kamer dat ik nog een kopje thee wil en nog geen twee seconde later wordt er een deur geopend en komt een meisje de kamer binnen met een kar. Op die kar staat een theepot, een kop, een schoteltje en een bakje bonbons. Ze laad alles van de kar en schenkt voor mij en voor Jeroen thee in, daarna vertrekt ze weer. Ik kijk haar na, die heb ik nog niet eerder gezien. Wel een mooi meisje, sowieso dat zij halftijd bij mijn echtgenoot in bed ligt. Jeroen heeft nog geen enkel woord gezegd. Ik hoop stiekem dat hij me knuffelt en fluistert dat alles goed komt, maar ik weet dat hij dat niet doet. Hij vind dat ik me vreemd gedraag, tja. Ik ben door Gerard gebroken en de enige manier om te overleven is een masker opzetten. Dat heb ik gedaan.

Jeroen neemt gedachteloos een grote slok thee en verbrand daarbij zijn mond. Hij is natuurlijk niet gewend om warm drinken te drinken. Hij drinkt water en bier, bij bijzondere gebeurtenissen wijn, geen thee of koffie. Dat is voor de rijken onder ons. Maar zelfs de spastische bewegingen van Jeroen kunnen me niet laten lachen, zelfs niet wanneer hij over de bank valt en nu met zijn benen in de lucht op de grond ligt. Ik kijk hem aan met mijn masker op. "Het spijt me, ik was vergeten te zeggen dat de thee heet is."

Duna - Bloedband - Boek 2Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu