HOOFDSTUK TWEE

25 2 4
                                    

Het was de eerste dag dat ik weer naar school moest. Ik kon mijn bed niet uitkomen omdat mijn voeten niet onder de warme deken uit wilde. Eigenlijk mijn hele lichaam niet. Het was midden in de winter en het was ijskoud. De hele nacht was het -6℃ , wat maakte dat het de erop een volgende dag in de min zou blijven.

Half acht. Ik moest nu wel echt uit bed komen, anders zou ik te laten komen op school. Met tegenzin gooi ik de dekens van mezelf af en laat de kou mij omarmen. Een rilling gaat over mijn rug. Langzaam klim ik het bed uit voordat ik naar de kledingkast liep. Ik koos voor een saaie zwarte hoodie en donkere zwarte kapotgescheurde jeans. Het meest simpele wat maar kon. Toen hoorde ik mijn oma roepen.

"Max! Het is al bijna acht uur! Opschieten!"

In een aantal korte seconden had ik gegeten, schoenen aangetrokken en zat ik op de fiets onderweg naar school. Dit zou mijn eerste les na de dood van mijn ouders zijn. Wat best vreemd is aangezien het al één jaar geleden was. Toch voelde het als gisteren. Het geweerschot, de knal, de gil van mijn moeder, de andere knal en de klap van de deur. En dit waren alleen nog maar de geluiden. De beelden waren onbeschrijfelijk. Snel schudde ik mijn hoofd en lette ik weer op de weg.

Links, rechtdoor, nog een keer links en ik was er. Ik parkeerde mijn fiets toen ik de bel hoorde gaan. Ik rende naar binnen waar ik als eerste Engels zou moeten hebben. Ik had alleen natuurlijk nog geen idee waar welk lokaal zat dus het duurde nog minstens een kwartier voordat mijn hand eindelijk de goede deurklink naar beneden duwde en ik de les van de leraar binnenviel.

"Oh hallo." Zei de mannelijke leraar die voor in het klaslokaal stond waar ik binnen was gelopen. "Jij bent vast Maxim, welkom. Neem jij maar plaats naast Charlie." Hij wees naar een jongen achter in de klas. Hij had halflang bruin haar en droeg net als ik een zwarte hoodie en een kapotgescheurde broek.

Ik knikte en nam langzaam plaats naast Charlie. Hij draaide zich niet om naar mij om hallo te zeggen, wat ik om eerlijk te zeggen best wel onbeleefd vond. Hij bleef maar voor zich uit turen naar de leraar.

Op een gegeven moment besloot ik om maar de eerste stap te zetten richting een gesprek. "Uhm, hoi, ik ben Maxim." Zei ik tegen hem terwijl ik met mijn hoofd een beetje naar de zijkant boog om zijn gezicht beter te kunnen zien.

Hij draaide zich weer niet om maar hij sprak dit keer wel. "Dat weet ik. Meneer Henrons zei dat net." Zijn stem klonk een beetje kil. Angstaanjagend om correct te zijn.

De rest van de les bleef het tussen ons stil. Geen een van ons dacht er maar aan om ook maar een woord tegen de ander te zeggen. Dus toen de bel ging had ik niet verwacht dat hij tegen mij zou gaan spreken. En al helemaal niet wat hij zei. "Sorry dat ik net zo bot deed. Ik ben gewoon niet zo goed in Engels, dus ik moet opletten."

"Het is al goed." Zei ik terwijl ik de linkerhoek van mijn mond omhoog liet rijzen. Nu hij zich naar mij had gedraaid kon ik eindelijk zijn gezicht zien. Hij had best mooie donkerbruine ogen. Het exacte tegenbeeld van mijn blauwe ogen. Net als zijn haar eigenlijk. Hij had wat langer bruin haar en ik had kort blond haar.

"Mooi, want ik wilde je vragen of je vanmiddag mee wilde gaan naar de brug dichtbij het centrum. Boven de rivier. Hij leek hoop te hebben, of enige zekerheid dat het een ja zou worden. Wat het werd.

-

Aan het einde van de dag pakte ik mijn fiets en keek ik om me heen of ik Charlie ergens zag. Tot mijn verbazing kwam hij op mij aflopen met een kleine glimlach op zijn gezicht. Best een mooi gezicht. "Ik pak mijn fiets even en dan kunnen we gaan." Zei hij voordat hij alweer weg liep.

Nauwelijks vijf minuten laten kwam hij met een krakkemikkige fiets aan de hand naar mij toe. Hij zei niks en sprong op zijn fiets. Eenvoudigweg niet over zijn schouder kijken of ik hem wel echt inderdaad volgde. Wat wel van het geval was. Ik fietste vlak achter hem.

-

Na een fietstocht van tien minuten waren we dan eindelijk aangekomen. Een kleine grijns op zijn gezicht wanneer hij zijn fiets op de grond gooit en naar de rand van de brug rent. Ik schoot in de beschermingsstand en rende achter hem aan. Hopend dat hij niet zou springen, zei ik. "Je gaat toch niet springen hè?'

Hij lachte en draaide zich om naar mij. "Mijn leven is veel te mooi om zo te eindigen."

Stilte met tranenWhere stories live. Discover now