Hoofdstuk 9

750 46 1
                                    

Ik bekijk het kleurrijke vuurwerk in het krantje. Ik wou dat ik alles kon kopen, maar als ik de prijzen zie slik ik moeizaam. Ik leg het krantje teleurgesteld op tafel. Over enkele minuten wordt het naar vuurwerk kijken en niet vuurwerk afsteken. Ismail en Bachir lopen de woonkamer in en gaan tegenover mij op de bank zitten. Oh happy day! Dit gaat weer gezellig worden, hoor.

"Sakina, waar is papa? Ik heb hem al twee dagen niet gezien." zegt Ismail terwijl hij de tv aanzet. "Weet ik niet." antwoord ik snel. Mijn broer kijkt me fronsend aan en zet het geluid van de tv uit. "Hoe bedoel je, ik weet het niet? Was hij hier vanochtend niet?" Het zweet breekt me uit. Oh mijn God, wat moet ik nu zeggen? Ik merk dat ik van Bachir geen hulp krijg. Hij gooit wat pindanootjes in zijn mond en kijkt mij vragend aan. Wat denkt hij wel niet? Dit is geen film! "Keena, geef dan antwoord. Het begint net spannend te worden." zegt hij kauwend. Ik werp hem een dodelijke blik toe en sta op. "Ik weet het niet Ismail." Ismail lijkt er niet meer tegen te kunnen en begint te schreeuwen. "Waarom weet je het niet? Het is verdomme je vader! Je bent trouwens vaker thuis, dan mij dus je moet het weten!" Zijn zwarte ogen lijken te snijden in mijn huid. Ik kijk hulpeloos naar Bachir, maar hij haalt alleen zijn schouders op. Er zit niks anders op, dan Ismail de waarheid te vertellen. Net als ik me aan het voorbereiden ben op een golf van scheldwoorden, klinkt de zachte stem van mijn moeder in mijn oren.

"Ik weet niet waar je vader is. Hij is al een paar dagen weg en heeft niks van zich laten horen." zegt ze zachtjes. Mijn moeder wil blijkbaar niet hebben dat Ismail achter de waarheid komt. "Bedoel je dat hij is vermist?" zegt mijn broer geschrokken. Mijn moeder knikt kort en haalt dan haar schouders op. Ismail staat meteen op en loopt zonder wat te zeggen weg. Als ik de voordeur dicht hoor knallen, kijk ik Bachir kwaad aan. "Je had me wel even kunnen helpen, sukkel!" Hij kijkt me serieus aan en schudt zijn hoofd. "Waarmee? Met liegen?" vraagt hij en haalt zijn wenkbrauwen op. Ik weet niet wat te zeggen of waar te kijken. Gelukkig wordt er aangebeld en staat Bachir op om de deur te openen. Ik voel de hand van mijn moeder op mijn schouder. "Keena, ik ga even de buurvrouw helpen met de oliebollen. Ik ben zo met haar terug." Ik knik en zie hoe mijn moeder de woonkamer verlaat.
"Hoi Chahid. Doe alsof je thuis bent, Adnane komt zo." hoor ik haar nog zeggen. Chahid en Bachir lopen de woonkamer in en gaan tegenover me zitten. Snel sta ik op en ren naar boven. Ik heb even geen zin in die twee! Ik loop mijn kamer in en sluit de deur achter me. Rustig schakel ik het licht uit en ga in het donker voor mijn raam zitten. Ik zie hoe de Nederlandse kindertjes met sterretjes in hun handen in paniek door de straat rennen, terwijl de Marokkaanse jongetjes hen volgen met rotjes en vuurpijlen. Een glimlach siert mijn gezicht, maar als ik de vreugde van andere families in de straat zie, wordt de leegte in mijn hart groter. Ouders omhelzen hun kinderen. Buren feliciteren elkaar. Onbekenden leren elkaar kennen. Het is 2001. Het is voor hen een nieuwe start van een gezond en gelukkig jaar, maar voor mij niet, vrees ik. Ik heb het gevoel dat dit een afschuwelijk, onvergetelijk en pijnlijk jaar gaat worden

Oh Allah, sta mij bij. Wees er voor mij wanneer ik glimlach. Wees er voor mij wanneer ik huil. Wees er voor mij wanneer ik geluk voel en wees er voor mij wanneer ik weer van het bittere verdriet proef. Wees er voor mij wanneer ik liefde zie en bescherm mij tegen de haat. Wees er voor mij elke seconde en bescherm mij tegen het kwaad. Wees er voor mij wanneer ik pijn lijd, wees er voor mij iedere dag. Wees er voor mij met elke ademhaling, wees bij me als ik lach. Oh Allah, geef mij moed als ik niet verder kan, geef mij een klein beetje licht in deze dagen. Oh mijn Heer, ik ben nog maar een jong meisje dat door haar onbekende toekomst is verslagen.

Het zachte geklop op mijn deur, haalt mij uit mijn gedachten. Ik veeg de warme tranen weg en sta op. Ik open de deur en kijk Bachir aan. "Kom je mee naar buiten?" vraagt hij en zet weer een van zijn lelijkste grijnzen op. "Nee, wat moet ik buiten doen?" Hij merkt meteen dat ik geen zin heb. "Kom op, Sakina. Doe even gezellig." Hij spreidt zijn armen, wachtend op een omhelzing, maar het enige wat hij krijgt te horen is de knal van de deur die met veel kracht is dichtgeslagen. Ik ga op mijn bed liggen en denk aan mijn vader.

"Papa, ik weet niet waar je bent of hoe het met je gaat, maar het enige wat ik van je wil, is dat je terug komt. Papa…. Ondanks dat ik zoveel van je houd, haat ik je uit het diepste van mijn hart." fluister ik zachtjes en sluit mijn ogen die gevuld zijn met tranen.

Liefde op z'n MarokkaansWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu