Wachten en wachten

1.1K 98 7
                                    

'Wil je wat eten, Sofie?' Mijn moeders stem klinkt gebroken, maar toch vastberaden om goed voor me te zorgen. Ik weet dat ze zich net zo vreselijk moet voelen als ik, en ik zou haar willen troosten, maar ik heb de energie niet. Ik heb voor niks nog energie, zelfs niet om op te staat.

Ik knik en neem het blik lamsstoofpot dankbaar van mijn moeder aan. Het voedsel is koud en veel minder lekker dan ik gewend ben, maar het is in ieder geval beter dan niets. We moeten het hier doen met blikvoeding; voordat het bombardement begon, hebben de rebellen in deze schuilkelder een grote voorraad blikken opgeslagen, maar lekker is het niet. Momenteel heb ik echter veel ernstigere dingen aan mijn hoofd dan of het eten lekker is of niet.

Mijn vader helpt in de aanval. Dat houdt in dat hij meedoet in het bombardement en in de oorlog; hij moet vechten voor zijn leven, en de kans bestaat dus dat hij niet terug komt. Natuurlijk doen mijn moeder en ik ons uiterste best om daar niet aan te denken, maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Ons gezin is in enkele weken gehalveert. Finnick is er niet meer, en nu mijn vader meevecht, zijn we nog maar met twee. Mijn moeder en ik proberen troost te zoeken bij elkaar, en we hangen de helft van de tijd slapjes in elkaars armen, maar we hebben allebei de energie niet meer om de ander te troosten.

Ik had er zo op gerekend dat ik vandaag naar huis zou mogen gaan, dat ik weer gewoon verder zou kunnen gaan met mijn leven, voor zover dat mogelijk zou zijn tenminste. Maar in plaats daarvan zit ik in een krappe schuilkelder met een heleboel andere mensen waarvan ik niet begrijp wat ze hier doen. Er zitten voornamelijk vrouwen en kinderen, omdat de mannen verplicht mee moesten doen in de aanval. Het spreekt voor zich dat er alleen rebellen zitten aangezien het Capitool de vijand is, maar desondanks ken ik niemand van de andere mensen, met uitzondering van Caesar Flickerman, die zich kennelijk ook bij de rebellen aangesloten heeft.

Ik zou zo graag willen dat mijn vader hier was. Hadden ze nu echt niet kunnen wachten met dat stomme bombardement tot wij weer gewoon veilig thuis waren? Dan zou ik geen last hebben van deze ellende.

Het allervervelendste is nog wel dat we geen flauw idee hebben van wat zich boven de grond afspeelt. Af en toe horen we wel eens een bom inslaan, maar we weten niet waar dat gebeurt en hoe erg het is. En we weten ook niet of die bom mijn vader doodt of niet.

De mensen hier hebben me proberen uit te leggen wat er aan het gebeuren is, maar ik begrijp het niet. Ik begrijp niet waarom we de moeite zouden doen om het Capitool aan te vallen als we waarschijnlijk toch weer verliezen. De kans is groot dat dit ons alleen maar weer een hoop levens kost en dat de spelen dan weer gewoon verder gaan, net zoals vijfentwintig jaar geleden. Het heeft totaal geen zin, en ik heb de moed al lang opgegeven.

Opeens moet ik denken aan hoe mijn moeder zich moet voelen. Dit is ten slotte de tweede keer dat ze dit meemaakt. Ze heeft al een keer deel uitgemaakt van de rebellen en oorlog gevoerd tegen het Capitool, het enige verschil is dat ze nu niet meer de Spotgaai is. Dat ben ik nu. Maar ik ben te jong om mee te vechten en ze willen me nu beschermen, dat zei mijn moeder. Blijkbaar hebben ze wel beelden van mij in de spelen bewerkt en dat gebruiken ze nu als promofilmpjes.

Ik lig voor de zoveelste keer met mijn hoofd op mijn moeders schouder wanneer we iets horen, en dit keer is het geen inslaande bom. Nee, nu zijn het voetstappen die de trap afdalen, en snel ook. Daar klopt niks van. De rebellen hier zijn op de hoogte van iedereen die naar deze kelder hoort te komen, en er zou vandaag niemand naar binnen horen te komen. Ik zie in mijn moeders ogen dat er iets aan de hand is, iets ernstigs. Deze opstand is tot in de puntjes georganiseerd, en er zou nooit zomaar iemand naar deze schuilkelder komen zonder dat wij ervan weten, dat kan niet.

Mijn moeder en ik begrijpen elkaar zonder een woord te hoeven zeggen. We kijken elkaar een fractie van een seconde aan, staan dan tegelijk op en begeven ons naar achteren in de schuilkelder, waar we schuilgaan achter de anderen mensen. Als het aan ons zou liggen zouden we niet als bange muisjes wegkruipen, maar er is ons opgedragen om in het midden van de groep te gaan staan als er gevaar dreigt, zodat wij beschermt zijn door de vele mensen als er iemand binnenvalt. De spotgaaien moeten natuurlijk weer extra bescherming krijgen.

De stappen komen steeds dichterbij en ze gaan steeds sneller. Mijn hart klopt in mijn keel en ik ben voor de duizendste keer in mijn leven bang dat ik dood zal gaan, maar deze keer vind ik het niet zo erg als de voorgaande keren. Nu weet ik dat als ik dood zal gaan, Finnick, Mellanie, Rosy en Anna boven op me wachten, en dat ik hen dan weer zal zien. Opeens lijkt de dood lang niet zo onaantrekkelijk meer...

De voetstappen hebben de deur bereikt, en tot ieders verbazing wordt de deur niet ingetrapt of geforceerd. In de plaats daarvan wordt de afgesproken rebellencode geklopt. Jeff, de baas hier, loopt voorzichtig naar de deur en opent hem.

En in de deuropening staat de laatste persoon die ik verwacht had op dit moment te zien. Peeta Mellark, mijn vader. Hij opent zijn mond en zegt hijgend en in paniek:

'Snel, wegwezen! Ze komen eraan!'

_*_*_*_*_*_*_*_*_*_*_*_*_*_*_*_*_*_*

Heeeeey

Ik heb al drie weken op een vrijdagavond geupdatet, dus ik denk dat jullie ervan uit kunnen gaan dat er elke vrijdag een nieuw stukje komt.

Ik hoop in ieder geval dat het leuk gevonden wordt en dat jullie blijven lezen.

@adeline- krijgt een opdraging van me, omdat ik haar nog steeds superaardig vind en omdat ze een supermeisje is. Ze verdien veel meer volgers en haar boek is het echt waard om te lezen! Allen naar haar profiel dus!

Toodles Xx

De Vierde KwartskwellingWhere stories live. Discover now