- 2 - De beperking

42 8 2
                                    

Met een blik die alleen maar beschreven kon worden als 'natuurlijk heb ik dat weer' staarde ik naar de schoolbus. Of tenminste, wat er over was van de bus. Eén keer - echt één keer verdorie - besloot de school dat we op 'schoolreisje' mochten en kregen we ervoor ik terug?

Een schamper lachje verliet mijn keel terwijl mijn ogen over de bus gleden. Nog altijd hetzelfde witte kleur die hij eerst gehad had ook de rode letters op de zijkant was hij niet verloren. In de bus konden we nog altijd stoelen zien staan en het bagageruim stond wagenwijd open. Onze tassen waren weg, maar dat was nog niet eens het enige wat verdwenen was.

Mijn ogen gleden maar de onderkant van de bus, waar normaal wielen zouden moeten zitten, maar waar nu slechts vier gapende gaten zijn. Op de plek waar het wil had gezeten, lag nu een dikke, rode kater. Het zat waarschijnlijk alleen in mujn hoofd, maar ik kon zweren dat de kat naar ons liep te grijnzen.

Iemand had onze wielen gestolen. De hele bus stond er nog, maar mijn wielen waren weg. Naast mij hoorde ik andere leerlingen mompelen, een meisje snikte zachtjes aangezien ze blijkbaar haar telefoon in haar tad had laten zitten. Geërgerd gaf mijn geschiedenisdocent een schop tegen de bus en een gefrustreerde schreeuw zijn mond.

De kat miauwde alwetend, met een soort urgentie in zijn stem die alleen maar beschreven kon worden als menselijk. Weer zag ik die vage grijns op zijn gezicht verschijnen. Konden katten überhaupt grijnzen?

Ik wist niet waarom, maar ik kon mij niet eens focussen op dat wat er om mij heen gebeurde. Die kat bleef mijn aandacht trekken. Steeds weer als het hoge geluid de kat verliet, leek het anders te klinken. Een toon in de het geluid die gewoon bijna menselijk was. Een toon die ik herkende.

Mijn voorhoofd vormde zich in een frons en met een vragende blik op mijn hoofd, deed ik een stap dichterbij de kat. Een zwarte pluk haar viel voor mijn gezicht toen ik mij voorover boog om de kat beter te kunnen bekijken. Mijn ogen vernauwden zich tot spleetjes en langzaam probeerde ik mijn hand dichterbij de kat te brengen. Haar rode vacht in diep contrast met mijn bruine.

Op het moment dat ik de kat bijna op haar kopje kon aaien, stond de kat op en schudde deze haar kop. Ze draaide zich om en liep weg bij de bus. Verbaasd keek ik haar na en klaar om mijn vreemde gevoel te negeren, wilde ik bij mijn vrienden gaan zijn. De kat was echter gestopt met lopen en leek wel te gebaren alsof ik hem moest volgen.

"What the...?" mompelde ik zachtjes.

Even keek ik achterom. Mijn klasgenoten hadden zich in groepjes opgedeeld en stonden geanimeerd te praten over onze vermiste spullen. De opgewonden stemmen van mijn klasgenoten galmden door de garage, waar naast onze bus nog drie bussen stonden. Allemaal mét hun wielen. De geschiedenisdocent stond in een hoekje te bellen. Zijn haar in de war en zijn gezicht knalrood. In de deuropening van de bus zat de bestuurder, haar gezicht tussen tussen haar handen en een gefrustreerde gezichtsuitdrukking.

Niemand zou merken dat ik weg was, iedereen was toch te druk bezig met de verdwenen wielen.

Weer keek ik naar de rode kater, die nog steeds braaf op zijn plek stond te wachten tot ik hem zou volgen. Dit sloeg nergens op, bedacht ik me terwijl ik achter de kat aan begon te lopen. Waarom was ik in hemelsnaam een kat aan het volgen? Waarom vond ik deze kat überhaupt zo verdacht? Het was een kat. Wat kon er nou mis zijn met een kat?

Schuddend met mijn hoofd liep ik de garage uit. Zoals voorspeld had inderdaad niemand gezien dat ik de ruimte had verlaten, zelfs mijn vrienden niet. Lekkere vrienden, dacht ik schuchter, terwijl ik de kat verder volgde een steeg in.

Langzaam aan begon ik mij meer op mijn hoede te voelen. De steeg stonk naar urine en de penetrerende geur van uitwerpselen drong mijn neus binnen. Afval dat te lang in de zon had gelegen, lag aan weerszijden van de steeg en de muren waren beklad met tags en andere graffiti. Kippenvel verscheen echter op mijn rug toen ik aan zag wat er aan het einde van de doodlopende steeg lag.

Het waren onze banden, stuk voor stuk lekgeprikt.

De rode kater ging op de banden zitten en miauwde nogmaals vrolijk. Weer verscheen die uitdrukking op zijn gezicht.

Ik wist honderd procent zeker dat het een grijns was.

×××

Opdracht: maar één persoon in de hoofdrol, kat speelt een grote rol, je mag alleen gebruik maken van de benenwagen, een schoolreisje moet erin voorkomen en precies 764 woorden. Als dat geen beperking is?

Goed verhaal, lekker kortKde žijí příběhy. Začni objevovat