Hoofdstuk 4

1.2K 84 26
                                    

Cèsely

Waarom deden haar ogen pijn? Ze voelden zwaar aan, alsof ze spierpijn had in haar oogleden. Kon dat eigenlijk? Alles was wit rondom haar, dat betekende dat het niet haar eigen kamer kon zijn. Die had een knalroze muur. Zo één waar je duizelig van werd als je er te lang naar keek.

Als ze niet in haar kamer was, waar was ze dan wel?

Haar tong was droog, heel erg droog. Had ze gisterenavond niets gedronken? Het was toch ochtend nu? Haar ogen zochten een klok, maar de witte muren waren leeg. Haar nek deed ook zeer. Nog meer spierpijn. Wat had ze ook alweer gedaan die dag ervoor? Cèsely kneep haar ogen samen en probeerde te bedenken waarom ze in deze rare situatie was beland. Er schoot haar niets te binnen.

Er stak iets in haar arm. Met veel moeite tilde ze haar hoofd op. Bij de derde poging kon ze haar hoofd ver genoeg omhoog krijgen om te zien dat er een slangetje vanuit haar arm omhoog liep naar een zakje. In het zakje zat een transparante vloeistof. Een infuus? Ze moest dus in een ziekenhuis zijn. Waarom was ze in een ziekenhuis? Weer pijnigde ze haar hersenen, maar het leek alsof er een gordijn hing voor haar gedachten.

Ze gaf het op en besloot te wachten tot er iets zou gebeuren dat een verandering bracht in de huidige situatie.

---

Ze hoefde niet lang te wachten. Blijkbaar was er een systeem dat had geconstateerd dat ze wakker was, want een opgewonden verpleegkundige kwam zowat de kamer in gehold.

Ze verdween gelijk weer, maar Cèsely maakte zich er niet druk over. Ze maakte zich nergens druk over, misschien was ze wel verdoofd en voelde daarom alles zo raar aan.

Enkele minuten later kwam de verpleegkundige terug met een andere vrouw. Een arts, aan haar groene jas te zien. Ze keek al net zo vrolijk. "Cèsely, wat ben ik blij jou wakker te zien. Kun je me goed horen?"

Wat een rare vraag, natuurlijk kon ze dat. Ze knikte en wilde antwoord geven, maar haar stembanden leken wel versteend, er kwam geen geluid uit.

"Je zult wel dorst hebben, hier." De arts overhandigde haar een transparante flacon met een rietje en met gulzige slokken begon Cèsely het water naar binnen te klokken. Wat smaakte dat heerlijk, ze had nooit geweten dat water zo lekker kon zijn.

"Ho ho, niet te veel. Hoe gaat het nu? Gaat het spreken wat beter?"

Met een stem die absoluut niet als de hare klonk vroeg ze na een paar keer kuchen: "Waar ben ik?"

De arts gaf niet meteen antwoord, maar vroeg in plaats daarvan: "Hoeveel kan je je nog herinneren?"

Cèsely bleef even stil, terwijl ze in gedachten koortsachtig probeerde te graven naar de gebeurtenissen van de dag ervoor.

"Het is een beetje wazig. Ik denk dat ik voor het slapengaan bezig ben geweest met wat huiswerk. De laatste examens komen eraan, maar ik weet niet meer dat ik naar bed ben gegaan en al helemaal niet hoe ik hier zomaar terecht ben gekomen."

Knikkend keek de arts wat gegevens na en maakte enkele notities. Toen keek ze weer op en zei: "Ik zal je nu nog niet alles uitleggen, Cèsely." Ze keek de verpleegkundige naast haar aan en vroeg haar Cèsely's ouders te bellen. Daarna wendde ze zich weer tot Cèsely. "Heb je honger?"

"Vreselijk."

De arts glimlachte. "Dan zal ik wat eten laten brengen. Niet te veel, want je maag zal flink moeten wennen."

Ze verdween voordat Cèsely kans zag te vragen waarom haar maag moest wennen. Ze had gisteren nog flink opgeschept van de spaghetti.

Een hol gevoel in haar buik deed haar echter twijfelen aan die gedachte. Misschien had ze wel langer geslapen dan één nacht. Het was al licht buiten, hoe laat zou het zijn?

De Nieuwe Wereld 1: Elodie (GEPUBLICEERD)Where stories live. Discover now