𝙏𝙒𝙀𝙀

67 7 4
                                    






Voordat Manon naar boven kon rennen werd het schip naar bakboord gekanteld. Manon viel naar links, ze belandde tegen het hout van het benedendek en het duurde even voordat ze de bonkende hoofdpijn dat veroorzaakt werd door haar val weg te drijven en op te staan. Ze wankelde naar de lege kist waar haar boog in lag, ze opende kist, werd bijna weer ergens naar toe geslepen door een plotselinge kracht en ze pakte haar boog eruit.

Ze liep net op het juiste moment het bovendek op, want een van de tentakels van de octopus perste zich een weg door het hout van het benedendek en zocht naar iets om hem vast te houden. De grote octopus klemde zijn vieze slijmerige tentakels om het schip en sommige andere grepen naar bemanningsleden, die de tentakels van het schip wilden vechten.

De Skandiërs waren goede vechters zoals gezegd, en ze waren goed voorbereid zijn geweest voor deze aanval, ze hadden altijd hun wapens bij, zo niet, dan zouden ze wellicht sterven zonder hun wapens in hun handen. Iets dat in de religie van de Skandiërs stond voor onheil en geen goede dood.

Haar vader pakte Manon bij haar schouder vast, boven het geschreeuw van de vechtende mannen en het ruisende water schreeuwde hij dat Manon weg moest gaan. Maar Manon wist dat ze dat niet kon, ze kon niet haar vader en de bemanningsleden in hen eentje laten vechten. Ze rukte haar schouder uit zijn handen en legde eerst een pijl op haar boog om hem te schieten. Haar pijl raakte een van de tentakels, maar hield niets uit, net als de hakken van de bijlen van de Skandiërs.

De octopus maakte zijn weg naar boven het water, de Skandiërs hakte zijn tentakels eraf zonder echt succes. Maar toen zagen ze dat het geen reuze octopus was of iets in die richting. Het was een Kraken, een dier van de onheil in de dieptes van de zee... Normaal zouden ze niet in de Enge Zee voorkomen, maar de wonderen gebeurde en hier was het.

De Kraken was en zal altijd zo blijven een van de engste dieren die Manon ooit in haar herinneringen had gezien. Hij leek in vele opzichten op een octopus, hij het dezelfde nappen op de tentakels, een roze rode kleur als huid, kleine maar geniepige ogen. Maar zijn hoofd was groter, en zijn handelingen bruter.

De Kraken zette zijn mond op de balk van het schip, Manon legde nog een pijl op haar boog, ze richtte en schoot. Haar vader commandeerde zijn mannen om tegelijk aan te vallen op het hoofd. Manons pijl raakte zijn oog en met dat dacht Manon aan de vraag waar haar moeder wel niet was. Een van de tentakels pakte een bemanningslid en gooide hem van boord. De Skandiërs vielen aan, elk met hun wapen gereed.

Verschillende werden door de tentakels van boort gegooid, samengeperst of door de mond van de Kraken geslikt. Manon liep steeds verder van de Kraken vandaan, elke keer probeerde ze de Kraken te raken op een pijnlijke plek. Maar de Kraken leek er geen te hebben.

Zijn tentakels vestigden zich om de masten, ze kraakten en toen ze braken zette de Kraken al zijn tentakels om het schip. Het hout brak, de mannen vielen van boord of werden gegrepen door de Kraken, Manon pakte een stuk van de balustrade vast dat de Kraken niet bemand had. Ze zag haar vader van buurt worden geslagen, de kapiteinshut werd verwoest door de kracht van de Kraken zijn sterke armen.

Het schip werd in tweeën gebroken, de Kraken trok het naar beneden, de diepte van de zee in. Manon hield haar boog stevig vast toen ze het ijskoude water raakte. De klap was zo hard dat ze bewusteloos raakte.

++++

-twee weken later-

Zijn mantel volgde zijn lichaam in stilte, zijn schaduw achtervolgde hem als een schild en de man liep zonder geluid te maken over het krakende zand van het strand. Een klein paardje liep achter hem, als een beschermer, zijn hoofd was gebogen. Maar zijn hoeven maakten wel geluid, iets dat je niet uit kon stellen. De man had de leidsels van het paard niet vast, hij wist dat zijn paard nooit weg van hem zal lopen en hem altijd trouw zal blijven.

Als hij geen gelige ondervlak had, maar iets groenigs, zal de man niet op zijn gevallen door het normale oog. Zijn groene, grijzige mantel smolt samen met de groenige kleur zodat hij niet opviel. Maar omdat er geen groen in de buurt was kon hij niet samensmelten met de natuur.

De mans gedachten gleden naar het bericht dat het dicht bijziende leen had gehad. Een visserman had de breuken van het schip vroeg in de morgen van de dag ervoor gespot, de stukken hout en de resten hadden de volgende dag het strand bereikt en lagen nu verspreid over het zand.

Ze hadden hem gevraagd om te checken op overlevenden, vooral sinds hij wist hoe je met Skandiërs over weg moest komen en zijn naam bekend was onder het volk. Zelf had hij er geen probleem mee gehad, hij was toch onderweg geweest naar Araluen en dit kon hij onder zijn reis controleren.

De Grijze Jager liep door sommige stukken van het schip, zo zag hij een stuk van het benedendek. Hij stopte toen hij iets zag glinsteren, iets buiten gewoons. De man bukte op een knie, pakte met een hand het stuk hout en trok het van zijn plaats af. In het zand lag een zwaard, een van metaal, zonder enige versiering of stenen erop. Hij pakte het geïnteresseerd op en besloot het te bewaren. Hij had nog nooit een Skandiërs een licht zwaard zoals dit zwaard zien behandelen en hij wist dat het van iemand bijzonder moest zijn.

Hij stopte het zwaard weg in een van de buidelzakken van zijn paard, die brieste toen hij het extra gewicht doorkreeg. Ze liepen verder, iets stiller deze keer. De mans ogen vonden de meeuwen boven een specifiek stukje strand. Door zijn jaren ervaring en de lessen van vroeger vind zijn nieuwsgierigheid het en haast hij zich naar de plek.

Toen hij aankwam zag hij de oorzaak. Een overlevende bevond zich tussen de roesten hout, het hoofd lag onder een plank. Hij zag wel dat de overlevende Skandische kleren aan had, hij of zij moest dus van de schipbreuk afkomen. Hij schatte dat het een meisje was, haar lichaamsbouw was niet zoals een jongen. Maar ook niet zoals de meeste meisjes van Skandia. Hij ging op een knie zitten, en pakte de plank op van haar hoofd. Het was inderdaad een meisje, maar ze leek dood.

De man plaatste twee vingers op haar slagader in haar nek en voelde als ze levend of dood was. Haar hartslag was er, maar heel zwak. Opluchting ging door zijn lichaam.

'Kun je haar dragen, Trek?' vroeg hij aan het kleine paard dat naast hem stond en nieuwsgierig keek naar het gevonden meisje.

Natuurlijk, grinnikte het paard, in tegenstelling met jou, ben ik een getrainde atleet.

De man, genaamd Will, rolde met zijn ogen. Hij pakte het meisje voorzichtig op en droeg haar naar zijn paard, Trek. Hij legde haar over zijn rug. Eerst bekeek hij de rest van het strand, en hij vond niemand meer. Daarna draaide hij zich van het strand weg en reed op zijn paard met het meisje achter hem naar het kasteel Araluen.



A/N

NIEUW HOOFDSTUK. IK HEB DE REUZE OCTOPUS VERANDERD MET EEN KRAKEN- WAT EIGENLIJK EEN REUZE OCTOPUS IS MAAR JA. VERANDERD, OMDAT MEER LOGICA IN ZICH HEEFT.

You've reached the end of published parts.

⏰ Last updated: Aug 16, 2020 ⏰

Add this story to your Library to get notified about new parts!

 𝐃𝐄 𝐆𝐑𝐈𝐉𝐙𝐄 𝐉𝐀𝐆𝐄𝐑_𝘿𝙀 𝙒𝙄𝙏𝙏𝙀 𝙅𝘼𝙂𝙀𝙍 [ in herschrijving ] Where stories live. Discover now