Hoofdstuk 7

322 25 0
                                    

'Klaar?' vraag ik aan Max. We gaan het huis binnenvallen. We hebben een loodst gevonden even buiten het dorp. Ik geef Max ook een verdovingspistool. 'Je weet het plan toch?' vraag ik. Hij knikt. Ik zet mijn bivakmuts op en knik naar Max. Het is donker. We lopen over de daken. Als we bij het goede huis zijn glijd ik naar beneden naar het eerste raam. Ik kijk naar binnen. Het is er donker maar je ziet net de waas van een bed. Ik schroef de scharnieren los en duw het raam naar binnen. Ik spring naar binnen en wacht op Max. Onhandig klimt hij door het raam. Ik geef hem een blik die genoeg zegt. We sluipen door de kamer tot we gesnurk horen en gekraak van het bed. Abrupt sta ik stil en kijk om me heen. In het bed ligt iemand te draaien. Ik wijs naar Max en dan naar de persoon in het bed. Max knikt en richt zijn pistool op het bed. Een doffe knal klinkt door de kamer. Max knikt. Ik loop weer naar het raam en schroef hem weer dicht. Ik loop verder door de kamer maar voor de rest is er niemand. Ik loop de kamer uit naar de volgende. Er staat een twee persoons bed. Ik richt en schiet. De andere persoon in het bed schiet omhoog en kijkt snel om zich heen. Ik schiet ook een pijl op die persoon. Hij of zij valt neer op het bed. Ik loop weer verder naar de laatste kamer. In de kamer is het stil en er ligt niemand in het bed. Ik kijk rond tot ik een schim achter de deur zie staan. De schim haalt uit maar ik ontwijk het. Ik schiet weer en de schim valt om. Ik til hem op en leg hem over mijn schouder. Ik loop voorzichtig de trap af en zie Max staan met twee personen over zijn schouder. Ik knik naar hem en we lopen naar buiten. Snel leggen we de personen op de achterbank en doen bij hun de riem om. Ik haal snel de pijltjes uit hun lichaam en hooi die in een plastic zak die ik in een vuilnisbak gooi. Max komt terug met de laatste persoon. Hij gooit die persoon in de kofferbak en legt een deken erover. We stappen beiden in en ik rijd weg.

We hebben het gezin vastgebonden op stoelen in het midden van de loods. Wij staan in een hoekje toe te kijken. Het is nog steeds donker. Ik laat me omlaag zakken tegen de muur. Max doet hetzelfde. 'Weet je zeker dat we geen sporen hebben achtergelaten?' fluisterde hij. Ik knik. 'Ze zijn gewoon een weekend op vakantie' zeg ik simpel. Hij knikt. 'Hoelang duurt het voordat ze wakker zijn?' vraagt hij weer. Ik haal mijn schouders op. 'Lang genoeg.' Ik laat mijn hoofd tegen de muur vallen en sluit mijn ogen.

'Hallo? Is er iemand?' Ik schiet overeind. De eerste persoon is wakker geworden. De zon is al op. We hebben het gezin geblinddoekt. De rest van het gezin reageert langzaam. Ik stoot Max aan die gelijk opkijkt. Ik pak een mesje en loop overdreven naar het gezin toe. Gelijk zijn ze stil. Ik laat het mes expres vallen. Overdreven luidruchtig pak ik het weer op. 'Avi. Leon. Monique. Maar vooral Sven. Sven, Sven, Sven' zeg ik. 'Wat wil je?' vraagt hij licht in paniek. 'Oh ik niks, maar mijn baas wel' zeg ik grijnzend. Hij lijkt te schrikken. 'Laat mijn gezin erbuiten alsjeblieft' smeekt hij. 'Dat wilde de baas anders niet' zeg ik. 'Sven waar heeft ze het over?' vraagt Monique. 'Ja Sven? Waar heeft ze het over?' zeg ik. 'Ik laat jullie wel alleen' zeg ik. Ik loop weer naar de hoek en laat me voorzichtig tegen de muur aan zakken. Ze weten niet dat dit zo'n grote ruimte is, dus waarschijnlijk denken ze dat we weg zijn. 'Zijn we weg?' fluistert Monique. 'Ik denk het' zegt Sven. 'Pap, i-ik wil weg' zegt Avi. Denk ik, ik haal ze niet echt uit elkaar. Je hoort de angst in zijn stem, maar hij houd zich groot. 'Het komt goed. Het komt allemaal goed.'

A shadow can kill you.Where stories live. Discover now