- 2: Remus, de wolf -

14 2 2
                                    

Ik belande in een kleurrijke tunnel. Die tunnel leek geen eind te hebben maar ik kwam toch met mijn voeten op de grond. Ik kwam terecht in een bergachtig landschap. Een landschap met kronkelende paden. Het was nacht. Het regende. Mijn zomerse kledij die ik gisteren nog maar net had gekocht was nu druipnat. Tot overmaat van ramp gleed ik nog eens uit over een gladde kei en kwam ik in een modderpoel terecht. Terwijl ik probeerde recht te krabbelen hoorde ik gehuil van wolven. Oh nee, dacht ik. Ik moest hier weg. Maar hoe? Ik zag mijn laptop niet meer. Ik herkende deze wereld niet. Ik verstopte me in een bos met bomen  die langs alle kanten groeiden. Ik wist dat de wolven gingen komen maar ik zag ze niet. Ik zag een schim in de boom. Was het een wolf? De schim klom uit de  boom en sprong op mij. Ik gilde en zag dat het een wolf was van de roedel. 

"Vermoord me niet! Alsjeblieft!" riep ik maar ik wist dat de wolf niet zou kunnen praten. 

"Natuurlijk ga ik je niet vermoorden. Ik neem je mee naar ons kamp," zei hij. 

Hij had toch een stem.

Ze gaan me nu natuurlijk vermoorden in het kamp, dacht ik. Onderweg ontmoette ik een vriendelijke wolf. Ze heette Amber en ze was vriendinnen met Marie. Ze waren onafscheidelijk. Amber kwam naast me lopen. 

"Remus is onze commandant. Hij is trainer voor wezens die meedoen aan de Dragon Wars," zei ze. 

"Wat zijn de Dragon Wars?" vroeg ik.  

"Dieren of fabeldieren vechten tegen draken om te winnen tot de dood," zei Marie die naast me kwam lopen. 

"Soms vechten draken tegen elkaar," voegde ze er aan toe. 

Ik keek verbaasd. 

"Wow, dat is echt griezelig," zei ik angstig. 

Het maanlicht scheen op mijn donkerbruine haren. We kwamen aan in het kamp. In het kamp waren nog meer wolven. Overal waren er fakkels die het kamp verlichten. Het kamp was gemaakt uit hout. De plaats was versierd met bloemen. Ik zag rozen en krokussen. In het midden van een open plek stond een troon die ook versierd was met bloemen. Er zat een oude wolf met veel haar op. Hij schraapte zijn keel en vroeg daarom om aandacht. Alle wolven vielen stil en gingen voor de troon zitten. Er kwamen twee wolven naar me toe. 

"Kom met ons mee," gromde een angstaanjagende stem. Ik protesteerde maar ze namen me in een greep die ik niet kon losmaken. Ze sleepten me mee en ik werd gebracht naar een kamer achter de zaal met de troon. Ik hoorde de oude wolf iets mompelen. Ik zag voor me een rood gordijn. Achter mij stonden de twee wolven die me naar hier hadden gebracht.  

"Ga door het gordijn!" zeiden ze. Ik ging naar voor en kwam in  de troonzaal terecht.

"En hier ziet u het mensen wezen," riep de wolf die op de troon zat. 

"Moeten we haar doden of niet?" vroeg hij aan de anderen. 

Ze staken allemaal een houten bord omhoog. Ik zag bordjes met een rood kruis en ik zag bordjes met een groen vinkje. Ik zag dat de meerderheid een bord was met een rood kruis op was. Ik moest dus dood.

Ik hoorde voetstappen. Het kon niet van een mens zijn. Het kon ook niet van een dier. Het was meer een stamp.  En nog een. Toen zag ik een rode drakenkop door het bladerdek. Ik vluchtte weg samen met Marie naar de uitgang maar toen spoot de draak een vlam op ons af. We waren omsingeld door vlammen. Emma was zo dapper dat ze door de vlammen probeerde weg te glippen. Maar helaas. Het lukte haar niet. 

"Marie! Nee!" riep ik. 

Ik kende haar maar een paar uren maar het kwam toch hard binnen. Ze was dood. Ik werd omsingeld door vlammen. Ik stapte dicht naar een vlam. Als ik toch dood moest van de wolven, waarom ging ik dan niet recht in de vlammenzee staan, dacht ik. Maar toen gebeurde er iets onwaarschijnlijk. Ik zag een witte schim door de vlammen. Een witte schim met helderblauwe ogen. Een schim die recht op me af rende. Het was Remus. Er zaten een paar schroeivlekken op zijn vacht maar voor de rest was hij helemaal oké. Hij was ook een stuk pels verloren.

"Kom op me zitten," zei hij. 

Ik gehoorzaamde en ging op hem zitten. We maakten een metershoge sprong over de vlammen heen en kwamen bij de groep. De oudste wolf was ondertussen de wolven aan het tellen. En toen zag hij dat Marie miste. Amber zat in een hoekje van het bos. Er waren al wolven die met emmers het vuur blusten. De draak was weggelopen. Eigenlijk meer gestampt. Ik deed mee met de brand blussen omdat ik de wolven dankbaar was. Vooral Remus omdat hij me had geholpen uit de brand. En omdat ik toch niet dood was. Ik wou terug naar de echte wereld.

Fyrheim (DUTCH)Where stories live. Discover now