Hoofdstuk 2 ~ Omnia coepit

349 19 11
                                    

Het bleef even stil, terwijl ik diep ademhaalde. 'Rosette Youngville? Zou je naar het podium willen komen?' Er ontstond geroezemoes in het publiek en de vredesbewakers liepen richting ons vak. De kinderen om me heen liepen naar de zijkanten van het vak en ik wilde meelopen. Plotseling stond er een vredesbewaker naast me en toen ik in zijn ogen keek besefte ik het opeens. De kinderen liepen niet naar de zijkant, ze ontweken me. Rosette Youngville. Rosette. Nee. Nee nee nee nee, dit was helemaal fout. Al het geluid van het publiek leek opeens uitvergroot terug te komen en verzamelde zich op mijn borstkas. Ik kreeg geen adem, probeerde kalm te blijven. Het was vast een fout. Het was mijn naam niet geweest. Wat waren de kansen? Ik voelde een warme hand me voorzichtig een duwtje geven en keek achterom. Een vriendin van school keek me met tranen in haar ogen aan. Ik wist op de een of andere manier een glimlach op mijn gezicht te toveren en liep stap voor stap richting het podium. Nergens aan denken. Dit ben jij niet. Gewoon naar het podium lopen alsof er een fout is gemaakt. Dadelijk beseffen ze het wel. Of er is een vrijwilliger. Dat is het vast. Er is vast een vrijwilliger. Ik was bij het podium aangekomen. Ik kreeg een groenige hand toegereikt en werd het podium opgeholpen. 'We hebben het geluk een schoonheid als tribuut te hebben dit jaar!' Ik keek op en keek recht in de ogen van Navius. Hij glimlachte even, heel kort, en juist door dat gebaar zag ik het. Dit was geen droom, waar ik dadelijk uit zou ontwaken. Nee, dit was echt. Dit was echt en dit betekende mijn dood. 'Zijn er nog vrijwilligers?' Ik keek de zaal in, vond de huilende ogen van mijn vader. Ik zocht verder naar Lise en ontdekte een groepje opgewekte mensen in het publiek. Wat was er met haar aan de hand? Was ze flauwgevallen? Oh, wat zou het Capitool dit mooie televisie vinden. Het roemrijke district 4 heeft geen vrijwilligers en het zusje van de vrouwelijke tribuut valt flauw. Opnieuw keek ik het publiek in, zoekend naar vrijwilligers, maar het bleef stil. Ik staarde ongelovig de lucht in en probeerde mijn hoofd leeg te maken. Ik moest meedoen aan de Hongerspelen. Wat kon ik nu doen. Op dit moment? Wegrennen kon niet, ik zou binnen een paar seconden neergeschoten worden door de vredesbewakers. Wat kon ik doen dat mijn kansen op overleven zou vergroten? Ik zette een gemaakte glimlach op en streek met een simpel gebaar mijn haar uit mijn gezicht. Sterk lijken. Voor mijn familie, maar ook voor de kijkers. Voor de sponsoren en voor de andere tributen. Ik keek vastberaden glimlachend de zaal in en vouwde mijn handen op mijn rug. Ik slikte met een laatste keer al mijn verdriet weg en toen verwijderde ik alle emoties uit mijn lichaam. Navius zette een brede glimlach op. 'Mooi! En nu de jongens!' Zijn hand bleef weer even dramatisch boven de jongensbol hangen en pakte toen met een snelle beweging een briefje. Ik keek even naar mijn vader en probeerde hem vertrouwen in te boezemen met mijn blik. En ik hoopte op het enige wat ik nu nog kon hopen; dat het niet iemand was die ik kende, niet iemand die ik kende. Hij vouwde het briefje open en sprak met luide stem: 'Jonathan Vanroes.'

Het bleef even stil. Geen vrijwilligers. Een jongen van een jaar of 13 werd naar voren geduwd door de vredesbewakers en liep huilend het podium op. Oke. Dit had veel erger gekund. Ik bekeek mijn nieuwe tegenstander. Hij was klein en erg mager. Om eerlijk te zijn had ik hier geen rekening mee gehouden. Ik had een spierbonk verwacht die mij met een hand kon uitschakelen, niet een jongetje dat me nog het meest deed denken aan een verdwaald vogeltje. De komende dagen moest ik ervoor zorgen dat ik klaar was mensen zoals hem te vermoorden. Mensen met een familie thuis, mensen die hun hele leven al hadden geleden. Ik gaf hem een hand en hij stelde zich naast me op, zijn schouders nog steeds schokkend. Er klonk hysterisch gekrijs vanuit het publiek, een blonde vrouw maakte zich los uit het publiek en rende richting het podium. 'Jonathan! Nee!' Ze duwde wat vredesbewakers opzij en wist het podium te bereiken. Ze reikte haar armen uit naar de jongen naast me, hij naar haar. En toen viel ze neer. Wat haar achterhoofd was geweest, was nu een bloederig gat. De jongen naast me begon te krijsen, maar alles wat ik kon doen was staren naar de vrouw. Ik had nog nooit een dode gezien. Het publiek raakte in paniek en er klonken meer schoten. Ik hoorde nog een gil, van dichtbij dit keer en toen werd ik opeens achteruit getrokken. Er werden deuren geopend en ik werd een gebouw ingeduwd, maar ik leek me niet meer te kunnen bewegen. Ik zakte neer op de grond tot ik het buiten langzaam stiller hoorde worden. Zou ik nog wel bezoek krijgen? Zouden ze mijn vader en Lise nog wel toelaten? Ik slikte en sloeg mijn armen om mijn knieën. Ik moest meedoen. Ik moest meedoen aan de Hongerspelen. Het was bijna zeker dat ik binnen een paar weken dood zou gaan. Behalve als ik perfect was. Als ik alles perfect kon doen. Maar ik was nog nooit perfect geweest, waarom zou ik nu opeens perfect worden? Ik moest de beste zijn van 24 kinderen. De mooiste, de sterkste, maar vooral de slimste.

De deuren vlogen open en twee vredesbewakers stormden naar binnen. Ze hesen me overeind, waarna een van de vredesbewakers me voor een moment losliet. Ik probeerde me los te rukken, toen ik plotseling iets voelde prikken in mijn arm. Ik slaakte een kreet en kon nog twee stappen zetten voordat al het gevoel uit mijn ledematen wegzakte.

Toen ik wakker werd hing het bezorgde gezicht van mijn vader boven me. 'Sky, word wakker. Ik weet niet hoeveel tijd ze ons geven.' Hij hielp me overeind en zette me voorzichtig op de kussens van de bank. We zaten in een kleine, benauwende kamer, met grote tapijten die vanaf het plafond naar beneden hingen. Zilveren kandelaars waren neergezet om de kamer te versieren, maar zorgden er alleen maar voor dat de sfeer nog kouder werd. Alsof hier iemand was doodgegaan. De grasgroene bank waarop we zaten viel uit de toon, het was te vrolijk, te nep in deze oude kamer. Mijn vader had een verdrietige uitdrukking op zijn gezicht, waardoor hij vele malen ouder leek. Nu pas besefte ik dat er iets miste, of beter gezegd, iemand miste.  'Waar is Lise?' Vroeg ik bezorgd. Was ze opgepakt omdat ze de boete had verstoord, of was er zelfs nog iets ergers aan de hand? 'Is er wat met Lise?' Hij schudde zijn hoofd. 'Rustig maar, ze komt zo, dan heeft ze meer tijd met jou.' Mijn vader glimlachte. 'Weetje, Sky. Ik heb een tribuut gezien waarop ik alles inzet.' Hij pakte mijn hand en streelde hem zachtjes. 'Alles, je mag alles hebben als ze wint. Die meisjestribuut uit 4, die gaat winnen. Dat weet ik zeker.' We deden dit ieder jaar. We kozen allemaal iemand waarvan we dachten dat hij of zij ging winnen en als dat ook echt gebeurde kreeg je een week vrij. De enige manier om naar de Hongerspelen te kunnen kijken en het gruwelijke ervan niet te zien, was om er een spel van te maken. En met dat spel had mijn vader nog nooit verloren. 'Alles op die tribuut. Als ze wint krijg je alles. Je krijgt alles wat ik bezit.' Zijn stem had iets hards gekregen, waardoor des te duidelijker werd dat hij bijna huilde. Ik vond het spel helemaal niet leuk meer nu ik er deel van was. 'Pap, dit gaat me niet lukken. Ik kan helemaal niks, wie wil mij nou sponsoren?' De brok die in mijn keel zat leek zo groot te worden dat ik stikte en de tranen stroomden over mijn wangen. 'Sky, luister naar me. Ik wil dat je precies gaat doen wat je mentor zegt. Precies, oke? Hij heeft dit al eens gewonnen, dus hij weet hoe het moet.' Ik knikte en veegde de tranen van mijn gezicht. 'Verder doe je wat we ieder jaar bespreken. Je zoekt geen gevechten op, sluit geen bondgenootschappen en zorgt dat je in leven blijft.' Dacht hij dat dit zo makkelijk was? Even de bosjes induiken tot de spelen over waren en dan tot winnaar gekroond worden? Ik schudde mijn hoofd. 'Je weet best dat-' Hij onderbrak me. 'Nee Sky, verdomme! Je kan dit winnen! Ik wil dat je iedere minuut die je vanaf nu vrijhebt gebruikt om te trainen, te eten of dingen te vragen aan Finnick. Zorg dat je op alles voorbereid bent en zorg dat je sponsoren krijgt, dan ben je over een paar weken weer thuis.' Hij zei het op een sussende manier, alsof hij bang was dat ik ging schreeuwen. Maar ik vroeg alleen verward: 'Waarom noem je Fiona niet?' Hij keek even verbaasd. 'Wat?' Er viel een korte stilte, waarin hij een vluchtige blik omhoog wierp. Was hij bang dat we gefilmd werden? 'Dat weet ik niet. Dat is niet belangrijk. Belangrijk is dat-' Ik duwde hem van me af. 'Ik kan geen mensen vermoorden.' Hij ontweek mijn blik maar zijn gezicht kreeg iets hards. 'Dat kan je wél.' De klank in zijn stem was veranderd. 'Je moet je gevoelens gewoon uitzetten, Sky. Net zoals je met mama hebt gedaan.' Hierdoor viel ik stil. Hoe durfde hij dat te zeggen? Het was niet mijn keus om 5 jaar lang als een gevoelloze zombie door het leven te gaan na mijn moeders dood, en het was geen mechanisme wat ik uit of aan kon zetten. Ik kon geen mensen vermoorden. Hoe kon ik een kind, dat een familie thuis had zitten, de dood in sturen? Het was iets onomkeerbaars, het was het uitwissen van een hele persoon. 'Je kan het echt, Sky. Je zal het moeten, om terug te komen.' Was dat echt mijn enige keuze? Mensen vermoorden? Kon ik het uberhaupt wel, was ik sterker dan andere mensen? Sterker dan achttienjarige beroeps? 'Zorg dat je sponsoren krijgt, Sky. Dan komt alles goed.' Vredesbewakers gooiden de deuren open. 'De tijd is om.' Mijn vader sloeg zijn armen beschermend over me heen, met als gevolg dat de vredesbewakers naar voren stormden en hem van me af trokken, terwijl hij steeds maar bleef schreeuwen. 'Ik hou van je Sky, ik hou van je!'

Spelen om nooit te vergeten.Where stories live. Discover now