Hoofdstuk 4 ~ Sodalis

236 15 6
                                    

Het scherm werd zwart en er volgde een ijzige stilte. Finnick stond op en liep weg, mij alleen achterlatend. Dit was het dan. Het was begonnen. De 23 mensen tegen wie ik zou moeten vechten waren bekend. 23 Mensen die mij dood wilden hebben. Misschien was het maar beter om er een paar te vriend te houden, zodat ik niet hun eerste doelwit zou worden. Ik stond op en liep op mijn gevoel de gangen door, tot ik Navius tegenkwam. Zijn haar zat door de war en hij zag er verstrooid uit. 'Hij doet niet open en ik maak me zorgen. Misschien wil hij naar jou luisteren.' Hij strompelde weg en liet mij voor de dichte deur van Jonathan's coupé achter. Ik tilde mijn hand op om te kloppen, maar liet hem weer zakken. Wat zou ik moeten zeggen? Sorry van je zus, maar ik heb bondgenoten nodig dus misschien kan je wat vrolijker doen? Ik liet mezelf tegen zijn deur aan op de grond zakken en sloeg mijn armen om mijn knieën. 'Jonathan? Ik weet niet of het helpt, maar ik ben mijn moeder verloren toen ik jong was.' De stilte was onverdraaglijk. 'Ik heb de boete afgekeken, zodat ik je zou kunnen vertellen wie onze tegenstanders zijn. Ik weet niet of je het wil weten, maar ik denk dat je je het beste maar goed kan voorbereiden.' Er klonken voetstappen, maar de deur bleef dicht. Het duurde even voordat zijn gedempte stem klonk. 'Hoe is je moeder doodgegaan?' Ik slikte. Ik had er nog nooit met iemand over gesproken, maar als het iemand was die verdiende om het te horen, was Jonathan het wel. 'Ik was heel jong. Ik had al maanden lopen zeuren of ik met mijn moeder mee mocht gaan vissen, en uiteindelijk nam ze me mee naar het strand. Ik kon urenlang kijken naar haar snelle vingers, hoe ze vanuit alles een vishaak of net kon maken. Na een paar maanden mocht ik het zelf proberen, en uiteindelijk liet ze me zelfs vissen met een drietand. Tot we op een keer aankwamen op het strand, en de zee al tot aan de eerste huizen stond. Het had de dagen daarvoor er geregend, maar zo hoog had de zee nog nooit gestaan. Mijn moeder wist dat het niet goed was. We renden zo snel mogelijk naar huis, hopend dat we de hoger gelegen gebieden op tijd zouden halen. Waar het eerst krioelde van vredesbewakers, waren ze nu nergens te bekennen, dus onderweg waarschuwden we zoveel mogelijk mensen. We waren nog niet eens halverwege toen het water ons inhaalde. We klommen op een huis, maar het water bleef stijgen. Mijn moeder beval me nog hoger te klimmen en niet om te kijken. Ik bleef klimmen tot ik bovenop de schoorsteen stond, maar toen ik omkeek, zag ik alleen nog water. Ik wist dat ze daar ergens moest zijn, maar ik kon niets doen. Ik hoopte dat de vredesbewakers op tijd zouden komen, zodat ze haar zouden redden. Ik bleef naar die plek in het water staren, zelfs toen haar lichaam langzaam naar boven boven kwam. Ik geloofde gewoon niet dat ze er niet meer was. Dat ze dood was.' Ik veegde met een snelle beweging de tranen van mijn gezicht en probeerde iets van een reactie bij Jonathan te onderscheiden, maar hij maakte geen enkel geluid en de deur zat nog steeds op slot. 'Hoe heb je het overleefd?' Ik haalde diep adem. 'De vredesbewakers kwamen de volgende dag met een reddingsboot. Het kon gewoon niet zo zijn dat ze het niet wisten, maar ze wachten tot de volgende dag om mensen te helpen.' Ik zweeg, wetende dat ik waarschijnlijk gefilmd werd, en het zou niet slim zijn nu al het Capitool te beledigen. Er klonk een zachte klik en de deur werd geopend. Het gezicht van Jonathan verscheen in de deuropening. 'Ze hebben Eloise vermoord. Zij was alles wat ik nog had. Nu heb ik geen familie meer.' Zijn woorden galmden na in de gang. Zijn zus. Neergeschoten voor zijn ogen. Hoe oud kon hij zijn? Dertien, maximaal, en al zijn familie was nu al dood. 'Ik wil niet winnen, Rosette. Ik heb niemand om naar terug te gaan.' Ik slikte en schudde mijn hoofd. 'Zo moet je niet denken, er zijn mensen die van je houden.' Hij liep terug zijn kamer in, maar liet zijn deur open. 'Zijn er veel vrijwilligers?' Langzaam stond ik op en volgde hem zijn coupé in, alsof hij ieder moment van gedachte kon veranderen en de deur weer dicht zou doen. 'Vier. Uit district 1 en 2. Ze zijn allemaal achttien jaar en heel groot.' Jonathan zakte neer op het witte tapijt en streek met zijn hand over de dikke stofdraden. 'En de rest?' Ik stond nog steeds ongemakkelijk in de deuropening, met mijn armen over elkaar geslagen en probeerde de sluimerende gedachte dat maar één van ons tweeën de Spelen zou overleven uit mijn hoofd te bannen. 'Veel 12- of 13-jarigen. Een stelletje in 7. En het meisje uit district 11 zou wel eens bij de beroeps kunnen gaan.' Hij knikte langzaam en trok een voor een de stofdraden van het tapijt af. Ik bleef nog even aarzelend staan. 'Heb je liever dat ik je even alleen laat?' Hij slikte duidelijk hoorbaar, maar keek wel op. 'Graag. Ik kom zo wel voor het eten.' Instemmend knikte ik en wilde me omdraaien, toen hij nog een keer opkeek. 'Bedankt, Rosette.'

Ik liep alleen terug naar het gezamelijke gedeelte van de trein en kwam aan bij de eettafel, waar Finnick en Navius al op me wachtten. Navius schonk me een enthousiaste lach toen ik neerzakte op een van de stoelen, maar Finnick negeerde me en bleef voor zich uitstaren. Meteen kwamen er bediendes aanlopen. De perfecte Capitoolaccessoire; een avox. Iemand die bestaat om te dienen, niet in staat om te spreken, om ze maar bij hun taak te houden. Er werden grote zilveren schalen voor onze neuzen neergezet, waar de heerlijkste etenswaren oplagen. Zoveel eten had ik in mijn hele leven nog nooit bij elkaar gezien. 'Wat worden we weer verwend, kijk al dat heerlijke eten! Allemaal speciaal voor jou! Heb je Jonathan nog gesproken?' Ik wist mijn blik los te maken van de delicatessen op tafel en richtte mijn blik op Navius. 'Hij komt er zo aan.' Alsof we het zo hadden afgesproken, liep Jonathan de kamer binnen en schoof zonder iets te zeggen aan tafel aan. 'Goed, dan kunnen we nu beginnen. Tast toe!' Dat hoefde hij geen twee keer te zeggen. Het werd duidelijk dat Jonathan en ik uitgehongerd waren, want we aten ieder meer dan Finnick en Navius bij elkaar. Aan het einde van het diner was ik kotsmisselijk, maar wel voldaan. Het kon geen kwaad een paar kilo aan te komen voor de Spelen. Ik schoof mijn stoel naar achteren om op te staan, toen Finnick opeens begon te praten. 'Het is misschien slim om het, ondanks de recente gebeurtenissen, wel even over de boete te hebben.' Naast me voelde ik Jonathan verstarren, en ook ikzelf slikte moeizaam. Hij had gelijk, we konden alle info gebruiken, maar ik wist niet of Jonathan het wel aankon. 'Goed. District 1 en 2 zijn gevaarlijk. Alle vier beroeps. District 11 kan ook gevaarlijk worden, en natuurlijk moeten we uitkijken voor het stelletje in 7.' Hij zuchtte even, alsof deze opsomming hem al moedeloos maakte. 'Maar jullie zijn opgevallen. Ga ervan uit dat iedereen in het Capitool op dit moment over jullie praat. Jullie maken een goede kans, dat wilde ik jullie nog even meegeven.' Hij liet een stilte vallen, alsof hij ons de tijd gaf het in ons op te nemen. 'Ik raad jullie aan om nu te gaan slapen, morgen wordt belangrijk.' Navius maakte zich op om er vol enthousiasme nog wat aan toe te voegen, maar één blik van Finnick was genoeg om hem de mond te snoeren. Ik knikte gelaten en sloeg mijn ogen neer. 'Bedankt.'

Spelen om nooit te vergeten.Where stories live. Discover now