7) verslechtering

5 1 0
                                    

Heinz probeerde zijn sjaal nog steviger rond de nek en kin te wikkelen, maar er was geen textiel meer over. Zijn muts kon niet nog meer zijn oren bedekken. De kou joeg in zijn neus en brandde zijn wangen.

Het sneeuwde, maar nog niet buitensporig. Helaas kwam er bij elk open deel in het bos een koude windstoot rond hem dansen.

Hij snoof zijn loopneus. Het is te koud om de handschoenen uit te trekken, een zakdoek boven te halen en te snuiten. Ooit verliest hij dat gevecht, maar voor nu verkiest hij de warmte van zijn om de nek en kaak gewikkelde sjaal.

In de koets werd het weldra ook kouder. Elouise en Carl hadden geen enkele manier om met een beetje beweging warmte door hun lichamen te jagen.

Elouise had haar armen om haar middel geslagen en kon zichzelf wel bijna te pletter knijpen. Enerzijds deed ze het omdat ze vreselijk misselijk is, maar anderzijds omdat ze het steeds kouder krijgt.

Carl probeerde de sfeer erin te houden, maar het ontbrak hem ook steeds meer aan warmte en energie.

Heinz keek op. Zijn neus ontsnapte aan de warmte van zijn sjaal. Met ogen groot als schoteltjes keek hij om zich heen, de blik naar boven gericht. De bomen vangen veel wind voor hen op, maar de takken bovenin de kruinen gaan ondertussen wild tekeer.

"Jandorie" denkt hij. De wind zal hen recht in het aangezicht aanvallen. Dit beloofde absoluut niet veel goeds.

Ondertussen ontsnapte bij Elouise een kokhalzing. Carl klopte op de wand van de koets.
"Heinz!" de pas van de paarden vertraagde, "even stoppen!"
En daarop kwam de koets met een zucht tot stilstand. De koets wilde nog verder gaan, het pad af bollend, maar de sterke paarden remden het ding af.

In die tijd had Elouise de deur van de koets geopend, mistte nagenoeg het trapje en stortte neer op handen en knieën. Tegen de tijd dat zowel Heinz als Carl bij haar waren had ze al over gegeven.

Haar handschoenen kleurden donker van de sneeuw die onder haar handen smelt. Vuiligheid hecht zich aan haar overjas. Heinz trok zijn overjas uit en wierp die over haar schouders. Carl trok zijn zakdoek uit de binnenzak van zijn jas en ging ermee langs Elouise's wangen. Heinz ondertussen zocht en vond een waterfles.

"Ach" suste Carl. Elouise hoorde hem wel, maar het kwam niet echt binnen. Ze ging wat rechter zitten en haalde haar handen van de koude grond af. Zonder de natte handschoenen uit te trekken liet ze haar handen in haar schoot rusten. Carl friste haar op met het water en de zakdoek.

Elouise leunde tegen Carl's borstkas aan. Haar ogen stonden glazig en staarden in het niets. Een eerste windstoot greep de zoom van Heinz's vest. Hij sloeg zijn armen om zich heen. De sneeuwvlokken namen in dikte en aantal toe.

Heinz wierp nogmaals een blik op naar de hemel. Vervolgens nam hij zijn horloge uit zijn binnenzak.
"Jandorie" dacht hij opnieuw.

Carl ondertussen had Elouise op haar twee voeten gekregen. "Sorry schatz" zuchtte ze eruit.
"Ach nee" en hij wreef over haar schouder "gewoon wat verkeerd gegeten."

Carl nam de jas van Heinz van haar schouders en hielp haar de koets weer in. Met de overjas over zijn arm geslagen liep hij naar de ervaren koetsier toe.

"Ik denk dat we van elkaar wel weten wat we gaan doen."
Carl knikte. Heinz controleerde de paarden. Die zouden plichtbewust wel een eeuwigheid verder kunnen, maar niet willen.

"Wat wilt u mein Herr?"
"Wat is het dichtste bij of de beste keuze?"
"Het dichtste bij is kasteel Martinova, maar of dat de beste keuze is kan ik u niet nu zeggen."
Een nieuwe windstoot kwam de twee mannen tegemoet. Carl wendde zijn blik weg, richting de koets waar Elouise al in zat.

"We gaan naar het kasteel" zeiden ze net niet unisono.

Hoe de schilderijen fluisteren Where stories live. Discover now