Hoofdstuk 1

97 8 2
                                    

Cassidy

Sloom haalde ik een hand door mijn haar, terwijl ik mijn ogen sloot en mijn gezicht naar de straal toe draaide. Ik hield van zwemmen, maar genoot nog het meest van het douchen na de training.

Plots bekroop een naar gevoel me. Ik voelde twee ogen in me branden en mijn Killer-zintuigen sloegen op hol. Het deel in mij dat de Duivel bezat wilde naar hem toe rennen en zijn hoofd zo hard mogelijk tegen de muur achter hem bonken. Om het gevoel te onderdrukken liet ik me zachtjes tegen de muur achter mij zakken. Ik voelde mijn spieren ontspannen en een onderdrukte traan druppelde vanuit mijn ooghoek in de plas water onder me. Ik begon wanhopig op mijn haar te kauwen, maar hield daar mee op toen ik zag dat het niet meer blond was.

Ik had het meisjes leven nodig gehad om te overleven.

Ik slaakte een zucht en mompelde: "een monster als ik zou niet eens mogen leven." Het meisje dat ik had moeten offeren, zodat de Duivel me nieuwe energie zou geven, had haar bestaan gehaat.

Dat is geen excuus, Cassidy. Je bent slecht. Slecht. Slecht. Slecht.

Boos op mijzelf en mijn gedachten opende ik mijn ogen. Ik zag nog net hoe een paar goudbruine plukken de hoek om vlogen.

Dacian

Lachend klopte ik Thom op zijn schouder. In mijn hoofd berispte ik mijzelf en hem om de grap die hij net had gemaakt. "Die meisjes zijn zo zwak en dom dat ik hun vingers zou kunnen breken zonder dat ze het door zouden hebben."

En ik had er om gelachen, terwijl ik net zelf een enorme drang had gehad om een meisje van het leven te beroven, en ze had niemand iets aangedaan!

Je moet Thom te vriend houden. Hij mag dan wel een enorme humorloze zak zijn, hij heeft wel meer macht over je vader dan jij.

"Kijk naar hem." Jim knikte met zijn hoofd naar een forse man. De man zijn blonde haren plakte aan zijn voorhoofd en zijn shirt was doorweekte van het zweet.

"Als ik hem zo zie ben ik enorm dankbaar dat ik een Hunter ben. Goor zweet." Thom klonk minachtend.

Weer voelde ik een licht gevoel van haat voor hem opborrelen. Hij dacht altijd zo laag over anderen, en stelde zichzelf voor als iemand die hoog boven iedereen stond en zo over de hele wereld kon regeren. Het maakte me misselijk.

"Dat is het niet. Voelen jullie het niet?" Jim liet een stilte vallen en op dat moment draaide de man zich naar ons toe. Ik slikte een paar keer toen ik zijn ogen zag. Ze gloeide fel en leken een soort hitte uit te stralen.

Killer.

Het woord verscheen meteen in mijn gedachten. Ik voelde hoe mijn spieren aanspanden en begon tegelijkertijd met mijn mede strijden te rennen. Mijn voeten roffelde op het asfalt en ik voelde de vele ogen die me aanstaarde. De Killer had ons in de gaten gekregen en begon ook te sprinten.

Cassidy

Langzaam liep ik het bos in. Een rilling verspreide zich door mijn lichaam toen een takje onder mijn voet kraakte. Het bos gaf me altijd een angstig gevoel, ondanks dat ik bijna alles en iedereen balancerend op een voet uit kon schakelen.

Plots hoorde ik stemmen in de verte. Ik begon sneller te lopen en tientallen takjes braken onder mijn voeten, maar het kon me niks meer schelen. Ik wilde zo snel mogelijk bij mijn appartement zijn. Ik liep sneller en sneller tot ik rende. Ik zag hoe een konijntje snel zijn hol in schoot toen ik langs kwam stuiven en minderde daardoor vaart. Dieren waren sinds ik Killer was geworden heel bang voor me, en dat haatte ik. Het verdriet overstemde mijn angst en ik begon in een normaal tempo te lopen.

"Je bent niks anders dan vuil werk voor ons." Abrupt bleef ik staan, terwijl ik mezelf zo dicht mogelijk tegen een boom aandrukte.

"Doe het dan, hè."

Doe wat? Wat is dit? Waar ben ik in beland?

Het bleef een lange tijd stil. De gedachte dat ik me alles had verbeeld sloop langzaam naar binnen. maar net op het momentaan ik mijn eigen onzin begon te geloven hoorde ik een schreeuw die door merg en been ging.

"Durven jullie niet meer dan me pijn te doen." Er klonk een kraken geluid en opnieuw een angstaanjagende schreeuw. "Doe het dan! Lafaards!"

"Denk je dat wij jou aanmoediging nodig hebben. Laat ons van dit moment genieten." De stem die de woorden uitsprak klonk ondanks alles warm en vertrouwd. Het was een laag geluid en klonk als gezang in mijn oren.

"Ik heb niks meer om voor te leven. Ik heb gefaald. Mijn offer was te laat. Alsjeblieft, doe het gewoon."

Ik hoorde gelach en iemand zei: "het is u voor jou, misbaksel. Wij zijn beter dan jullie, we staan boven jullie. Wij zijn geboren om 'dingen' zoals jij te brengen naar waar ze thuis horen. In. De. Hel."

De woorden stierven weg en opeens kok er luid gesis en geschreeuw. Ik draaide mijn hoofd een klein stuk naar links en zag allemaal felle lichtflitsen. Drie jongens rende en sprongen in het rond terwijl ze inhakte op een wezen. Het wezen had zwarte vleugels, paarse, gloeiende ogen en slachttanden tot op zijn schouders. Toen ik het zag bekroop me een akelig gevoel. Niet van angst, maar van herkenning...

Dacian

'Het ding' had gesmeekt om zijn dood, maar nu het zover was vluchtte het voor zijn leven. Hoofdschuddend sprong ik de lucht in en greep me vast aan een tak. Ik trok mezelf omhoog en zette mijn voeten stevig op de stam. 'Het ding' zat boven me en kromde zijn rug. Lange nagels schoten uit zijn handen. Niets van wat ik zag leek nog op de blonde bezweette man van tien minuten geleden. Zonder nog verder na te denken pakte ik mijn zwaard en hield het boven mijn hoofd. "Sumus venatores", schreeuwde ik toen ik het zwaard naar voren liet vallen. De scherpe rand spleet in één keer 'het ding' zijn hoofd in tweeën.

Sumus venatores. Wij zijn jagers.


Mijn kloppend hartWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu