hoofdstuk 11

2.8K 19 3
                                    

‘o, nee! Daar komt niks van in! Jij blijft hier, je maakt het uit met..met..hem! je bent jong, je hoeft je nog niet meteen te binden! JIJ BLIJFT HIER!’ schreeuwde hij, en hij pakte mijn arm om me naar binnen te trekken. Waarschijnlijk zette hij aardig wat kracht, maar ik voelde er nog minder van dan als een baby aan me had getrokken. ‘pap, luister, ik moet wel. Ik kan het niet uitleggen, maar ik moet. En ja, ik hou van Thomas. En waarschijnlijk is hij ook de ware voor mij. Maar dat heeft er nu niets mee te maken. Ik kwam afscheid nemen en nog snel wat spullen pakken, maar als je dat niet aankan, dan ga ik nu weg’ zei ik, en ik trok mijn arm los. Mijn vader wankelde even, blijkbaar had ik te veel kracht gebruikt, en liet toen verslagen zijn armen langs zijn zij hangen. ‘maar..ik..ik kan je nog niet..missen. ik ga je missen. Ik..je bent pas net 2 weken thuis..je mag nog niet weg!’ stamelde hij, en ik zag dat zijn ogen vochtig werden. Ik liep naar hem toe en sloeg mijn armen oom hem heen. ‘het komt wel goed, rustig maar, je komt er overheen’ fluisterde ik in zijn oor. ‘je zult me missen, maar je komt er overheen’. Ik liet hem los. ‘mag ik..kan ik nog wat kleren pakken van boven?’ vroeg ik aan hem, al half in de richting van de trap gedraaid. ‘eh, ja, natuurlijk. Pak wat je nodig hebt’ zei hij zachtjes, half in shock, vermoedde ik. Ik gaf hem snel een kus en liep naar boven. Onderweg pakte ik mijn sporttas uit de kast op de overloop en stopte daar meteen mijn toilettas in. Waarschijnlijk zou ik mijn tanden niet snel kunnen poetsen, maar zodra het kon, zou ik het meteen doen. In mijn kamer propte ik wat kleren in mijn tas, een sweater, een paar hemdjes, een lange en een korte broek. Mijn oog viel op de foto naast mijn bed, waar ik en mijn ouders, toen ze nog bij elkaar waren, voor de Eiffeltoren stonden. Ik stopte hem bij mijn kleren in de tas. Ik hoorde iemand mijn kamer binnenkomen en draaide me om. Thomas stond in de deuropening. Langzaam liep hij op me af. ‘ik ben klaar, denk ik’ zei ik, wijzend op de sporttas aan mijn arm. ‘oké, heb je alles wat je mee wilde nemen?’ vroeg hij, om zich heen kijkend. Toen ik knikte, stak hij zijn hand naar me uit. Ik pakte hem en hij trok me naar zich toe. ‘laten we mijn vader gedag gaan zeggen en vertrekken, anders word ik te sentimenteel en krijg je me niet meer weg’ zei ik, proberend er een grapje van te maken. Mijn verdrietige gezicht verraadde me. Thomas drukte me nog wat steviger tegen zich aan. ‘het spijt..’ begon hij, maar ik legde hem het zwijgen op. ‘dit hadden we al besproken. De enige die schuld heeft, is Melanie, weet je nog?’ zei ik, en hij knikte. Ik gaf hem een snelle kus en pakte zijn hand weer. ‘op naar beneden’ zuchtte ik. Hand in hand liepen we de trap af. Mijn vader was teruggegaan naar de keuken, dus liep ik daarheen. Hij zat achter een kop koffie met nietsziende ogen voor zich uit te staren. Ik liep naar hem toe, maar hij hoorde het blijkbaar niet. Toen ik mijn hand op zijn schouder legde, schrok hij op en keek me verward aan. ‘ik ga, pap’ zei ik, en ik spreidde mijn armen voor een laatste omhelzing. Mijn vader sloeg zijn armen om me heen en trok me stevig tegen hem aan. ‘ik ga je missen, meid’ mompelde hij ergens bij mijn oor. ‘onthoud dat ik, wat er ook aan de hand is, altijd van je zal houden. Ik zal je nooit kunnen vergeten. Zie ik je ooit nog terug?’. ‘misschien, pap. Maar jij moet ook onthouden dat ik altijd van jou zal houden, met heel mijn hart. Zelfs als ik nooit meer terugkom, je nooit meer zie. Zolang als ik leef, zal ik jou nooit kunnen vergeten, en ik zal het mezelf nooit kunnen vergeven dat ik jou hier alleen en in onwetendheid achterlaat. Onthoud dat, alsjeblieft’ zei ik, en ik voelde tranen opwellen in mijn ogen. Ik liet hem los en liep terug naar Thomas. Die sloeg een arm om mijn middel en ik liet mijn hoofd even op zijn schouder rustten. ‘dag pap, ik hou van je’ zei ik nog eens, en mijn vader maakte een gesmoord geluidje. Toen we naar de voordeur liepen, bleef mijn vader waar hij was. Hij zat stil aan de keukenstoel, en zijn ogen hadden weer een wazige uitdrukking. Ik kon het bijna niet aan om hem zo verdrietig te zien, wetend dat het mijn schuld was. We liepen de deur uit en ik sloot hem zachtjes achter me. De tranen die ik binnen al had aan voelen komen liepen nu vrijuit over mijn wangen. ‘kom’ fluisterde Thomas. Samen liepen we terug naar het bospad. ‘waar..waar gaan we heen, eigenlijk?’ vroeg ik. Mijn stem werd een beetje gesmoord door mijn tranen. ‘naar het zuiden, denk ik. We gaan de grens over, dat lijkt me het beste. We lokken Peter zo ver mogelijk weg van je vader’ antwoordde Thomas. Ik knikte. Dat leek mij ook het beste. We pakten beide een hengsel van mijn tas en begonnen te rennen. Weer verbaasde ik me over mijn perfecte zicht. We renden een lange tijd in stilte, steeds verder naar het zuiden. ‘Thomas?’ vroeg ik uiteindelijk, de stilte doorbrekend. ‘ja?’ antwoordde hij. ‘hoe..hoe ben jij door je eerste paar jaar als vampier gekomen? Ik bedoel..jij moest ook alle kennissen achterlaten die je had, en je was alleen..’ zei ik. Ik was er eigenlijk wel benieuwd naar. Er gleed een verdrietige uitdrukking over zijn gezicht. ‘ik..ik heb..niemand achter gelaten’ zei hij, maar hij keek omlaag. ‘hoezo? Je had toch ook een vader? Een moeder? Vrienden?’ zei ik verbaast. Thomas sprak tegen de grond. ‘ja. Die had ik. Peter..hij heeft er voor gezorgd dat ik niemand meer had’ een traan rolde over zijn wang. ‘nee.. heeft hij ze..je hele familie? Al je vrienden? Heeft hij ze vermoord?’ hakkelde ik geschokt. Thomas knikte verdrietig. ‘allemaal..’ fluisterde hij. ‘alleen om mij dwars te zitten’.

Januari, 1825

Spanje.

Ik rende door de kleine steegjes, omlaag kijkend, zodat niemand mijn oogkleur kon herkennen. Peter had ik al weken niet meer gesproken, of zelfs maar gezien. Niet nadat hij Rosa had vermoord. Rosa..zo jong, en toch dood. Zo had haar einde niet moeten zijn, dacht ik. Ik trapte tegen een vuilnisbak in de buurt, die een paar meter door de lucht vloog en met een klap tegen de muur belandde. Ik liep door. Ik had, na al die weken, mijn vader weten te bereiken. Hij had eindelijk een van mijn brieven gekregen, en terug geschreven dat hij me wilde zien. Nog een paar straten, en dan was ik er. Ik wist dat hij zou schrikken van mijn oogkleur, maar hoopte dat hij het zou begrijpen. Dat hij me zou helpen. Me niet zou verstoten. Ik glipte het steegje uit, rende naar de overkant van de straat en ging een ander steegje in. Het eind was niet ver weg, en de deur van mijn vaders huis zat er vlak naast. Ik rende er snel heen, steegje uit, recht naar de deur. Met een zware last op mijn hart liet ik de klopper 3 keer op de deur neerkomen. Hij ging krakend open. Vader zou hem eens moeten smeren, dacht ik. Ik wachtte even, tot mijn vaders hoofd door de kleine opening tevoorschijn zou komen en zijn zware stem zou vragen wat er was. Maar zijn hoofd verscheen niet. Behoedzaam duwde ik de deur een stukje verder open. De gang was leeg. Ik liep naar binnen en sloot de deur achter me. Het was stoffig. Had vader niet schoon gemaakt? Normaal maakt hij het huis elk weekend schoon, en het was maandag, dacht ik. Hoe kwam al dat stof dan hier? Met een toenemend gevoel van angst duwde ik de deur naar mijn vaders slaapkamer open. Daar lag hij. Het witte kussen en laken waren rood. De linkerkant van zijn nek zat onder het bloed, en zijn hoofd lag er bij in een onnatuurlijke positie. ‘vader!’ riep ik, en ik rende op hem af. Ik greep zijn pols, maar wist wat ik zou voelen. Niks. Geen hartslag. Hij was dood. ‘nee!’ schreeuwde ik. Ik beukte met mijn vuist op het matras. ‘dag, Thomas. Lang niet gezien’ zei een stem achter me. ‘Peter’ begroette ik hem kil. Ik draaide me om. Hij stond tegen de deurpost geleund. ‘ik neem aan dat je je vrienden nog niet hebt bezocht? Of je lieve zusje, met die heerlijke man van haar…’ zei hij. Hij klonk nonchalant, maar ik hoorde de kille toon er in. Toen hij over mijn zusje begon, sprong ik op. ‘nee. Niet Alicia. Ze..’ maar ik wist dat het waar was. Een woede maakte zich meester over mijn lichaam, en ik sprong op hem af. Peter was sneller. Hij greep mijn arm en draaide hem op mijn rug. ‘bereid je maar voor, Thomas. Rosa, je vrienden en je lieve familie zijn nog maar het begin, dat weet je’ fluisterde hij in mijn oor. Hij gooide me tegen de muur, die brak. Toen ik me naar hem om wilde draaien, was hij weg. Ik zakte in elkaar en rouwde. Ik rouwde om mijn gestorven familie, mijn gestorven vrienden, en de mensen die ik zou ontmoeten en ook zouden sterven.

Stranger (OUD VERHAAL)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu