▪43

290 23 0
                                    

Aan het einde van de horizon kan ik de opkomende zon zien. Ik ben zo moe, na een rit van een uur besloot ik uit te rusten bij een holle boom. Maar ik heb geen oog dicht kunnen doen. Alle dierlijke geluiden zorgden ervoor dat ik op mijn hoede bleef. 

Ik loop met witje aan mijn hand richting een beekje. Het water stroomt op een kalm tempo verder. Ik laat witje wat drinken terwijl ik mijn handen in het water doop. Ik haak mijn vingers in elkaar zodat er een klein kommetje ontstaat. Ik breng mijn handen naar mijn mond en slurp het water naar binnen. Het proeft anders dan het water wat we op het paleis geserveerd krijgen. Twijfelend neem ik nog een slok. De rest van het water wrijf ik over mijn gezicht.

Ik aai Witje langs haar witte manen. Ze lijkt te genieten van het water. Als zij maar blij is dan ben ik ook gelukkig. Maar wat me nog gelukkiger zou maken, is James vinden. Hij kan toch niet zo ver weg zijn. Of wel? Misschien had hij genoeg gouden muntstukken om met een schip te kunnen varen. 

Ik kom overeind en pak Witje bij haar teugels vast. Met een onhandige sprong klim ik op haar rug. We reiden in een rustig tempo naar het dichtstbijzijnde dorp. Het zal nog wel even duren. Maar de kans is groot dat James daar naar vertrokken is. Ik neem een diepe hap adem en ga dan in draf naar de stad. 

Het is erg druk in de stad. Overal staan marktkraampjes, gedecoreerd met voedselwaar en kleding. Ik loop er nonchalant langs met Witje aan mijn hand. Van sommige kanten krijg ik vreselijke blikken toe geworpen. Er wordt gefluisterd over mijn dure kleding, maar niemand erkent me als de prinses. Ik kom tenslotte nooit buiten ze hebben me natuurlijk nog nooit in het echt gezien. 

Ik pas mezelf een beetje aan zodat ik meer in het straatbeeld toe behoor. Bij een van de kramen verkoop ik een lap stof van mijn lange jurk. De onderkant komt nu net tot over mijn enkels. Mijn schoenen ruil ik in voor simpele zwarte schoenen (balarina's). Nu ik meer op een normale dorpeling lijk, wordt er ook minder vreemd naar me opgekeken. 

Van alle kanten worden er kreten naar me toe geroepen. Meestal zijn het verkopers, maar er zitten ook enkele kreten bij van jonge mannen. Ik trek een grimas en loop snel verder. Wanneer ik het hart van de stad heb bereikt is het al rond het middag uur. Het lijkt me verstandig om een plek te vinden waar ik kan overnachten.

Ik loop te voet naar een kleine herberg. Witje bind ik vast met de teugels rond een paal. Via het raam kan ik naar binnen kijken. De herberg is drukbevolkt. Ik stap verlegen naar binnen. Niemand lijkt mijn aanwezigheid op te merken. Gelukkig maar, ik heb geen zin in problemen.

Bij de bar staat een forse vrouw die druk bezig is met het hervullen van glazen. Ik loop met kleine passen op de bar af. De herberg stinkt naar zweet en sigaren. Het bevalt me maar niets. Mannen van rond de twintig jaar bekijken me alsof ik een dier ben. Blikken, honger van lust.

Ik loop snel verder tot ik de barvrouw heb bereikt. Ik neem plaatst op een hoge barkruk. Zwijgend wacht ik op een kans om de vrouw aan te spreken.

'Waar wacht je op?' hoor ik een vriendelijke stem naast me zeggen. Ik kijk op zij. Een jongen van rond de 19 jaar, haar zo blond en mooi als dat van een engel, ogen zo grijs als onweerswolken en een gezicht zo fijn, het lijkt wel met de hand geveilt te zijn. Rond zijn rechteroog draagt hij een ooglapje. Rond zijn neusvleugel draagt hij een piercing. Maar ondanks zijn ooglapje en piercing ziet hij er vriendelijk uit.

'W-att?' stotter ik.

Hij fronst, 'je bent hier vast niet voor niets gaan zitten. Wat wil je hebben?'

'Uhhmm' ik kijk hem bedenkelijk aan. Er glijd een glimlach over zijn lippen. Hij draait zich naar de forse barvrouw, 'twee bier graag!' roept hij over de harde stemmen van het volk naar de barvrouw.

'Komt eraan!' roept ze.

Even later zit ik met een houtenvat voor mijn neus ter grote van een cilinder. Ik kijk met grote ogen naar het bier. Dat heb ik nog nooit gehad. Ik kijk opzij naar de vreemdeling die me met een geamuseerde glimlach opneemt.

'Ga je het niet drinken?' vraagt hij grinnikent.

Ik schud mijn hoofd, 'Ik heb dit nog nooit eerder gehad'

'Je komt hier niet vandaan of wel soms? Mijn naam is Petrus, maar noem me maar Peter' hij steekt zijn hand uit die ik aarzelend aan neem.

'Ca--', ik kan hem mijn naam niet vertellen.

'Cate' antwoord ik.

'Wat een originele naam, het past wel bij je' antwoord hij.

Ik glimlach en pak het houtenvat vast. De gedachte dat andere aan dit vat hebben gezeten maken me misselijk. Maar voordat ik me kan bedenken, brengt Petrus het vat naar mijn lippen. Ik neem een paar slokken tot er alleen nog de helft van overblijft.

Een fijn gevoel dwaalt door mijn lichaam. Dit heb ik nog nooit eerder meegemaakt. Ik breng het vat terug naar mijn lippen en drink de rest op.

'En? Heerlijk toch!' roept Peter naast me.

'Je hebt gelijk!' giechel ik.

Zo blijven we een tijdje zitten. Hij bestelt nog een ronde bier. Terwijl we gezellige gesprekken houden. De herberg stroomt langzaam leeg tot alleen wij tweeën nog overblijven. De barvrouw is bezig met het schoonmaken van glazen en biervaten.

'Waar woon je?' vraagt Peter me ineens.

'Ergens ver van deze stad vandaan' antwoord ik met een zucht.

'Dus je hebt geen plek om te slapen?' vraagt hij.

Ik schud mijn hoofd. Dat is juist de reden waarvoor ik hier kwam.

'Je kan wel bij mij overnachten' bied hij aan.

'Dat zou fijn zijn' glimlach ik.

°•°•°•°•°•°•°•°•°•°•°•°•°•°
En een nieuwe week is gestart, ook voor mij. Ik ben totaal niet gewend aan dit lesrooster. Donderdag ben ik de eerste drie uur vrij, grote kans dat ik dan nog een hoofdstuk upload💕 succes allemaal! Voor je het weet is het weer weekend! C:

INSIDE: The Forbidden Love [COMPLEET] Where stories live. Discover now