Hoofdstuk 8

2K 59 7
                                    

''Daray we hebben een probleem!'' de man die me door de gangen van het kasteel had gesleept stond daar recht voor ons. ''Ja het enige probleem is dat jij ons hebt verstoord. Nu is het moment helemaal voorbij.'' Je kon merken dat Daray geïrriteerd was. ''Daray serieus je kan haar ook nog wel een andere keer kussen als de weerwolven haar niet aan stukken verscheuren.'' Ik keek hem aan met grote ogen en stond op. Maar dat was niet het beste idee, meteen viel ik op de grond van de pijn. ''Wat is het probleem?'' de stem van Daray veranderde meteen terwijl hij mij omhoog hielp. ''We kunnen het beter ergens anders bespreken, waar zij niet bij is.'' Ik voelde me beledigt door de manier waarop de man 'zij'zei. ''Pardon maar ik heb ook een naam hoor, en het is toevallig niet zij.'' Daray gniffelde maar schudde zijn hoofd. ''Nee het is het beste dat jij even rust neemt. En daarna moeten wij even praten.'' Hij pakte me op van de grond en nam mij in zijn armen. Elke keer dat wij elkaar aan raakte moest ik blozen van schaamte. Hij stapte  samen met mij op zijn paard en zette mij voor hem neer tussen zijn armen. We begonnen te draven terug naar het kasteel. Ik wou niet terug naar het kasteel, ik was nog steeds bang en wou terug naar mijn vader en moeder. Maar elke keer waar neer ik naar een uitweg zocht keek Daray mij boos aan. Dus besloot ik om voor me uit te kijken en na te denken. Ik hield niet van gevangen zitten in een kamer, en ik was zeker niet van plan om voor altijd bij Daray te blijven en een vogel te zijn gevangen  in een gouden kooi. Ik moest zien te ontsnappen, maar niet meteen want dat zou hij merken. Hij zou waarschijnlijk wachters bij mijn deur zetten zodat ik niet opnieuw kon ontsnappen, of me zelf pijn doen. We draafde uit het bos en zagen het kasteel alweer. Blijkbaar was ik niet heel ver gekomen, maar ja die pijn in mijn lichaam hielp niet echt. 

Toen we weer binnen in het kasteel waren bracht Daray mij naar een andere kamer, dan waar ik eerst vast zat. Nadat hij mij in bed had gelegd kwam de zelfde vrouw weer die mijn voet had geheeld. Nadat zij ook weg was besloot ik om door het kasteel te lopen. Langzaam hoorde ik stemmen duidelijker worden toen ik een deur naderde. ''We kunnen haar niet hier houden, ze brengt ons alle in gevaar!'' de stem schreeuwde nu zo hard dat ik het in mijn eigen kamer nog kon horen. ''Wat wil je dan dat ik doe, ik heb mijn hele leven naar haar gezocht. Ik kan haar niet opnieuw verliezen!'' de stem van Daray klonk wanhopig. ''Je hebt de dochter of de grootste pack Alpha gestolen, en nu wil je haar niet meer terug geven?! Wat denk je nou zelf Daray!'' Ik dacht na, waar had ik het eerder gehoord. Pack was ook wel een ander woord voor roedel, dus het ging over wolven. En Alpha dat was de leider van de roedel, dus ze hadden het over weerwolven. Ik was met stomheid geslagen, weerwolven bestonden dus ook al. Wat bestond er nog meer? Ik hoorde voetstappen naderen en keek vluchtig om mij heen. Ik zag een kast en sprong er zowat in. Net nadat ik de deur van de kast dicht had gedaan ging de deur open van de kamer en Daray en de andere man kwamen er uit lopend. De man verdween en Daray ook. Ik liet een zucht ontsnappen en liet me onderuit zakken. Van al deze spanning was ik moe en uitgeput geworden. Ik kon nauwelijks mijn ogen open houden. Uiteindelijk gaf ik me in met de moeheid en sloot mijn ogen.  

Ik hoorde de kast deuren openen en voelde het licht op mijn gezicht vallen. Langzaam opende ik een oog en zag een dienstmeisje voor me staan. ''O mijn god, wat doet u nou weer in deze kast?'' Ik stapte snel uit de kast en strekte mijn benen en rug. ''O nou ik was gewoon even aan het uitrusten, ja laten we het daarop houden.'' Nog steeds slaperig liep ik maar rond. Geen idee waar ik naar toe liep. Waarschijnlijk mijn volgende slaapplaats zoeken. Ik liep en liep maar ik was nog steeds te moe dus mijn benen konden mij bijna niet meer houden, ik botste tegen iets op waardoor ik op de grond viel. Boos en humeurig kwam ik overeind. Klaar om de man te beschuldigen. ''Nou zeg kan je niet even uit je stomme doppen kijken!'' Ik begon opnieuw te lopen en opnieuw botste ik tegen het ding aan. Opnieuw viel ik op de grond. Deze keer besloot ik om te blijven liggen. Ik voelde hoe ik werd opgetild en ergens naartoe werd mee genomen. Ik nam niet de moeite om op te kijken wie het was, ik liet me het maar gewoon gebeuren. Ik werd neer gelegd op een bed en voelde hoe de dekens over mij heen werden gelegd. Meteen trok ik de dekens verder over mijn hoofd. Ik hoorde een klein lachje en trok de dekens nu helemaal over mijn hoofd. Langzaam voelde ik me weer weg zakken naar dromen land. Maar ik werd weer wakker door dat het bed waar ik in lag indeukte, waardoor ik naar het midden rolde. Ik voelde een warm lichaam tegen mij aan liggen. ''Slaap lekker mijn kleine prinses.'' Ik mompelde nog wat terug en legde mijn hoofd weer terug op het kussen. Ik trok het dekbed nog hoger op en sliep weer verder. Ik was heel erg moe dus boeide me het vrij weinig dat ik in iemands bed lag samen met het persoon in hetzelfde bed lag. Het enige waar ik aan kon denken is slapen. Even rusten van alle spanning en angst die ik de afgelopen dagen had gekregen. 


The Vampire KingWhere stories live. Discover now