Ziekenhuisjas

20 0 0
                                    

2 Juni~1940 - 12:55

Ik doe nog voor de laatste keer mijn ziekehuiskapje goed. Ik hoop dat ons plan lukt. Er zal hier om precies 13:00 een ziekehuisbus komen. In deze bus gaan alle zusters naar het ziekenhuis. Deze bus gaat naar Leeuwarden om zusters voor Rotterdam op te halen. Wij zullen erin gaan en naar Leeuwarden gebracht worden. We laten alles hier en nemen dus ook geen wapens mee.
Ik  sta met de hele groep te wachten in de donkere hal. Dan hoor ik gepiep en een klappende deur. Ik besluit voorzichtig de deur open te doen  om te kijken of het wel echt de ziekenhuisbus is. Ik zie een rood kruisje op de witte bus. We stappen snel uit het hotel en stappen in de bus.

Ik hou mijn adem in als we wegrijden. Stiekem hopend dat we een goed huis kunnen vinden in Leeuwarden of beter nog een boerderij ver buiten de bewoonde wereld. Daar kunnen we rustig onze verzetsplannen uitvoeren.

Als we eindelijk in Leeuwarden zijn stoppen we bij het ziekenhuis. We zullen eerst  in dit ziekenhuis helpen dat was de ruil voor de busrit. Ik stap snel uit en loop naar binnen.
Er staan veel zusters te wachten in de grote ziekenhuishal. Zij zullen naar de plek van de ramp gaan. Het is al een tijd geleden maar er liggen nog steeds mensen in het ziekenhuis. Er begint een bel te rinkelen. Alle zusters om me heen beginnen met lopen richting de bussen die zich verzamelen op het plein. Ik probeer rechtdoor te blijven lopen om bij mijn groep te blijven maar het lukt niet. Ik word meegezogen in de massa. Dan trekt een hand me naar voren. Ik kijk recht in de vriendelijke ogen van één van de doktoren. "Heb ik je gered?" Hij glimlacht. Ik knik voorzichtig. Dan wijst hij naar de rest van mijn groep. "Ik denk dat je daarheen moet?" Ik knik weer. Ik ben mijn stem kwijt. "Haha oke, je komt er gewoon niet doorheen. Ik heb al een plan." Dan tilt hij me op, ik hoor oppeens iemand schreeuwen. "Spoed! spoed!". En hij zet me weer neer. Ik glimlach en al mijn vriendinnen ook. "Ik zie je later Vaya." Hij knipoogt en dan loopt hij weg. "Hoe weet hij mijn naam?" "Naamplaatje." Ik glimlach. Ze lopen al weer weg. Snel loop ik weer achter ze aan. "Die arts vond jou wel leuk vaya!" Snel schud ik mijn hoofd.

Ik loop nu al een uur rondjes in het ziekenhuis, er is niks te doen voor mij.  Dan zie ik iemand die ik ken aankomen lopen. "Hey Vaya, niks te doen?" Ik knik. Hij pakt mijn hand en neemt me mee. Ik volg hem braaf. We gaan naar helemaal bovenin het ziekenhuis. Hij loopt tot helemaal in de hoek door. "Waar gaan we helemaal heen?" "Mijn kantoor, dan kan je daar wat schrijfwerk doen." Ik knik. Dan staan we stil voor een deur. Als hij hem open heeft gemaakt duwt hij me naar binnen. "Waarom doe je zo grof?" "Gewoon." Hij duwt me op een stoel en geeft me een berg aan papieren die ik moet ondertekenen, maar ik wil niks ondertekenen. Hij verlaat de kamer. Ik hoor hem de deur dicht draaien. Starend naar de klok besef ik dat ik hier al 2 uur zit. Er klinken geweer schoten en auto's. Snel kijk ik naar buiten. De Duitsers gaan weer op zoek naar mensen. Ik kan hier niet weg! Ik besluit gewoon verder te gaan met het nepondertekenen van de papieren. "Zit hier iemand in?" "Ja jaja." Ik hoor aan de tweede stem dat de arts er weer is. Hij klinkt bang. Ik glimlach. "Ga jij maar weer naar beneden." Snelle voetstappen lopen weg. Ik hoor sleutels en dan gaat de deur open. Een geweer komt te voorschijn en achter dat geweer de meest knappe jongen die ik ooit heb gezien. Hij is Duits, ik schud snel mijn hoofd. "Hoi wat doe je?" Ik kijk hem verbaast aan. "Ja, ik kan nederlands. We woonden vlak langs de grens van Duitsland en Nederland." Hij pakt een stoel en gaat tegenover me zitten. Ik betrap hem op het staren naar mijn gezicht. "Ik ben hier opgesloten door die arts die jou hierheen bracht." Hij kijkt bezorgd. "Gaat het?" Ik knik. Ik heb de neiging om zijn helm af te slaan. Ik strek mijn arm en sla zijn helm af. Hij kijkt eerst vreemd. En dan lacht hij. "Moest je dat doen?" Ik knik. "Oke, het is je vergeven." "Moet je niet verdergaan met mensen halen?" Hij kijkt me aan en ik zie iets glinsteren in zijn ooghoek. "Ik wil niemand pijn doen, ik wil niemand oppakken." Ik kijk hem aan en zie dat hij het meent.

CARL
Ik voel mijn wangen rood worden. Ze kijkt me lachend aan. "Kan je er niet tegen als ik naar je kijk?" Ik glimlach maar wat. "Ik denk dat je moet gaan." Ik knik. "Hoe heet je?" "Carl, en jij? Owh naamplaatje. Vaya?" Ik zie haar knikken.  Dan duwt ze me zachtjes weg. "Je moet gaan fluistert ze." Ik knik en loop weg. "Pas op jezelf" dan scheiden onze wegen.

Als je hart nog vrij isWhere stories live. Discover now