6.

3 0 0
                                    

Plotseling schoot ze recht overeind. Nu ik haar gezicht zag, zag ik dat ze onmogelijk ouder kon zijn dan Kova. Haar gezichtje was vuil, alsof ze in weken niet bad was geweest, en haar lichaam uitgemergeld. Maar het waren haar ogen die me deden rillen. Ze keek vol angst in de verte, naar iets wat ik niet kon zien, en begon toen te rennen. Haar voetstappen deden de stoffige grond oplaaien. Ze struikelde, maar krabbelde onmiddellijk weer overeind en rende door. En toen klonk er een huiverende knal. Ik wist zeker dat het uit de spiegel kwam, dat dat geluid niet hier was, maar toch beefde ik over mijn hele lichaam. Het meisje gilde en rende zo snel als haar benen haar dragen konden.
'Wat gebeurt er?' vroeg ik verward. De Goede Feeën zeiden niets. Hun gezichten waren vertrokken van concentratie, maar om hun lippen speelden een zelfingenomen lach. Er klonken meer knallen, de ene nog luider dan de andere. En toen zag ik het pas. Een knal, wat het ook geweest was, had één van de huizen die nog heel waren geraakt en het stortte nu langzaam in. Het meisje keek omhoog, zwenkte naar de zijkant om de vallende stukken te ontwijken.
'Iemand moet haar helpen!' schreeuwde ik. Maar de feeën deden niets. Machteloos keek ik naar de spiegel, waar het meisje nog altijd rende. Er waren nu meer mensen op straat. Ze kwamen uit hun huizen, schreeuwden in een taal die ik niet kon verstaan. Er was rumoer en paniek. Het meisje bleef rennen, ze ademde hijgend. Er klonken nog meer knallen, heel snel achter elkaar. Mijn oren deden pijn en het geluid, al wist ik niet waar het vandaan kwam, maakte me misselijk van angst.
Het meisje struikelde opnieuw, ditmaal over een lichaam dat bewegingloos op de grond lag. Ze keek er even naar, schreeuwde toen en krabbelde huilend weer overeind. Maar het was te laat. Er klonk een nieuwe knal, als een kanon dat werd afgeschoten. Vlak naast het meisje sloeg iets in; het leek net een enorme vuurbal. Ze werd van de grond geblazen en slingerde tientallen meters verderop, waar ze stuiterend neerkwam. Als versteend staarde ik naar de spiegel, waar ik toekeek hoe ze versuft met haar ogen knipperde. Voor een seconde leek de wereld stil te staan. Toen begon ze te gillen. Het geluid sneed door merg en been. Ze bleef maar gillen, riep woorden die ik niet kon verstaan en toen zag ik waarom ze zo gilde.
Haar benen waren verdwenen. Weg. Alsof een monster ze er met zijn klauwen vanaf had gescheurd. Het bloed stroomde in een hoog tempo uit de overgebleven stompjes. Ik kokhalsde, viel op mijn knieën en gaf over. Al kon ik haar niet zien, het gegil ging door. Beukte zich een weg door de spiegel en nestelde zich in mijn geest. Mijn ogen werden vochtig.
Dit was niet echt.
Dit kon niet echt zijn.
Opeens was het stil. Het gegil hield abrupt op en toen ik opkeek, was de spiegel weer veranderd in een waterval. Alsof er niets gebeurd was. De feeën stootten hoge, kraaiachtig gelach uit.
'Dat was prachtig!'
'Zoiets moois heb ik al tijden niet meer gezien.'
'Stukken beter dan de laatste Wens. Geen bloed en alleen maar dat gejank toen die man al zijn geld verloor.'
Met betraande ogen keek ik naar ze op en schrok van wat ik zag. De feeën waren niet langer mooi. Ze leken in niets meer op de prachtige wezens die ze net nog waren geweest. Hun gewaden hingen verscheurd om hen heen, hun huid oud en verschrompeld en hun ogen stonden zwart en hol.
'Zeg dat dat niet echt was,' fluisterde ik. Eén van de feeën keek triomfantelijk op me neer.
'Natuurlijk was dat echt,' zei ze hooghartig.
'Wat gebeurt er nu met dat meisje?' Ik probeerde overeind te komen, maar mijn lichaam weigerde.
'Ze zal nooit meer kunnen lopen. Zoals we al zeiden: magie heeft een prijs. Ze heeft betaald voor jouw wens.'
'Zie je niet in hoe mooi dat is?' prevelde een andere fee dromerig. 'De mensen betalen voor ons lang en gelukkig leven.' Een nieuwe golf misselijkheid sloeg door me heen.
'Dat kan niet... Het is verkeerd. Dat meisje... ze had niets misdaan.' De tranen begonnen weer te stromen. Mijn Wens had een ander leven geruïneerd. Hoe zou ik ooit nog met mezelf kunnen leven? Hoe kon ik ooit terugkeren naar huis, toekijken hoe Kova rond rende, wetend dat een ander het niet meer zou kunnen? En dat was mijn schuld. Dat van mij, en van de Goede Feeën. De Goede Feeën, die in niets leken op de verhalen. Ze waren niet goed. Het waren verdorven wezens. Langzaam stond ik op. Mijn woede gaf me nieuwe kracht. Ik zou moeten boeten voor wat ik had gedaan, maar zij net zo goed.
'Ik ga iedereen vertellen wat jullie werkelijk zijn,' zei ik. Mijn stem trilde, de knokkels van mijn vuisten zagen wit. De feeën lachten alleen maar.
'Dat ga je helemaal niet, Caelan. Zodra je door die deur gaat, zal je vergeten wat je hebt gezien,' zong de groene fee op een pesterig toontje. Ik schudde mijn hoofd.
'Ik zal het niet vergeten. Iedereen zal weten hoe het werkelijk zit met Wensen. Niemand zal ooit nog aan de loterij meedoen.' Met driftige stappen liep ik weg van de open plek. Het gelach stierf langzaam weg. Voor de deur bleef ik staan en veegde de tranen van mijn gezicht. Kon ik Kova onder ogen komen, na wat ik had gedaan? Ik moest wel. Ik zou hem meenemen en we zouden ergens een rustig plekje vinden en daar zou ik hem alles uitleggen. Hoe mijn Wens vervuld was. Hoe hij zijn benen had gekregen. We zouden een plan bedenken om wraak te nemen op de feeën. Want ik wist dat Kova ook niet zou kunnen leven met de waarheid. Misschien konden we de Wens terugdraaien. Kova en ik konden in de hoofdstad blijven wonen, ver weg van onze vader. Ik haalde diep adem en trok toen de deur open.


De mist voelde koud aan, na de warmte van de Wenskamer. Ik stapte er doorheen, tot mijn voeten weer een harde ondergrond voelden. De deur sloeg met een klap achter me dicht. Even knipperde ik met mijn ogen om te wennen aan het felle licht.
'Caelan!' De stem klonk bekend, maar toch had ik een seconde nodig om hem te plaatsen. Toen zag ik hem. Kova. Hij was uit de zetel opgestaan, ondersteund door Xylia. Zijn gezichtje straalde.
'Caelan, kijk! Ik kan lopen!' riep hij. Ik knipperde nogmaals en zag het toen. Hij had benen. Versuft staarde ik er naar.
'Hij moet uiteraard nog leren lopen en daar zullen we hem bij helpen,' zei Xylia lachend. 'Maar je Wens is vervuld.' Kova knikte opgewonden. Toen betrok zijn gezicht een beetje.
'Ben je niet blij?' Vragend keek hij me aan. Was ik blij? Er was alleen een gigantische mist in mijn hoofd. Xylia klopte geruststellend op Kova's schouder.
'Wees maar niet bang. Een Wens is een heel zwaar proces. Je broer heeft wat tijd nodig om het te verwerken.' Ze glimlachte en Kova knikte langzaam, alsof hij het begreep. Ik draaide me om en keek weer naar de deur. De vuurvliegjes waren weer rood geworden en ik wist dat de deur op slot zou zijn, tot de volgende Wenser zich aandiende. Maar wat was er gebeurd?
Xylia had Kova weer op de bank laten zakken en was naar me toegelopen. Haar hand pakte de mijne.
'Is alles naar wens gegaan, jongeheer Caelan?' Ze lachte om haar eigen grap. Toen ik in haar ogen keek, voelde ik me voor het eerst weer helder worden. Wat maakte het ook uit als ik niet meer wist hoe mijn ontmoeting met de Goede Feeën was verlopen? Kova kon eindelijk gaan genieten van zijn leven, al het andere deed er niet toe. Ik glimlachte breed.
'Alles is goed, Xylia. Alles is goed.'

Spiegelwens / Short Storyजहाँ कहानियाँ रहती हैं। अभी खोजें