'Zij', de betere versie van mij

21 2 0
                                    

Ze was boos. Niet een beetje boos, maar laaiend. Ze kon m'n bloed wel drinken zo boos, ze is een tikkende tijdbom die nog steeds niet is ontploft. 'Ze' is de betere versie van mij, de andere 'ik' die zich in mijn hoofd schuil houd. Niemand ziet haar of zal haar ooit zien, alleen ergens diep in mijn blik zal je haar misschien vinden. Een wazige starende blik die gericht is op niks vult soms uit het niets mijn pupillen, precies de reden dat ik mijn ogen niet in de buurt van die wie dan ook laat komen als zij aan de macht is. Zij is te persoonlijk om aan iemand te laten zien.

Waarom ze boos werd? Om zo veel, ze had wel een tiental redenen om boos op mij te worden maar het was er zoals gewoonlijk maar eentje die het triggerde. Eén stom foutje dat ik maakte dat de knop deed omslaan. Een rekentoets, een oefentoets notabene. Waarom stressen over een oefentoets waar geen hond meer naar kijkt als die eenmaal gemaakt is? Omdat er nog steeds het woordje toets in staat, daarom. Ze had het me al gezegd, al wel honderd keer, dat ik het überhaupt niet moest proberen. Ze heeft me geteisterd met woorden als 'Je gaat falen, dat weet je. Waarom zou je jezelf zo enorm voor schut zetten door het dan toch te proberen?' of 'Ben je echt zo dom en naïef, heb je echt zo weinig zelfkennis? Anders had je er niet eens over nagedacht of je de toets wel of niet wilt maken.' en 'Als je het wel doet en je raakt in paniek, tja, dan moet je niet denken dat er ook maar iemand medelijden heeft. Dan had je maar iets meer herseninhoud moeten hebben, en nee moeten zeggen.' Ze kon het niet laten om het steeds maar weer te herhalen. Ze wilde controle, en die kreeg ze.

Ik had het gewoon gedaan, ik was gewoon aan die toets begonnen. Ergens voelde ik trots, heel diep van binnen. Maar dat zwakke gevoel van trots was maar van korte duur, want al bij de derde opgave liep ik vast. Het trotse vlammetje werd gedoofd door een opkomende wervelwind, tegen die wervelwind is zelf het grootste paasvuur niet bestand. En daar ging ze, langzaam opbouwend. Ze wilde controle, haar zo geliefde controle. Ze deed er alles voor, al moest ze er voor vechten. 'Zie je nou wel, je kan dit niet. Echt, het is bijna belachelijk te noemen hoe ontzettend dom jij bent. En het mooiste van alles, het is je eigen schuld, want wie niet luisteren wil moet maar voelen.' Ik voelde de spanning, dat was zij. Ik voelde hoe ze mijn spieren aanspanden, hoe ze er voor zorgde dat mijn handen verkrampte en opkomende pijnscheuten door mijn maag flitsten. Ik wilde haar letterlijk en figuurlijk weg duwen, met m'n duim tegen m'n potlood, met m'n voeten tegen de grond drukkend, maar het hielp niet. Niet genoeg.

Ik probeerde terug te vechten, tegen de woorden en de fysieke aanval, maar ze was gewoon te sterk. Ze nam de controle over, vol vreugde en plezier bestuurde ze mijn lichaam en liet ze mij doen waar zij van verlangde. Het inleveren van die toets, dat was wat zij verlangde en wat ze uitvoerde. In een paar simpele klikken met de muis had ik mijn online rekenexamen ingeleverd, met twaalf van de dertig vragen die waren ingevuld. Bijna had ze ook de docent naast mij nog een grote bek gegeven, bijna. Met de grootste moeite heb ik haar de mond gesnoerd, wat haar zoals je misschien al wel kan raden, niet beviel. Nu was het tijd om te vluchten, heel hard vluchten.

Ik heb haar toefluistert om d'r mond te houden, om alsjeblieft op te houden met schreeuwen. Ik was nu ook boos, boos op haar. Hard op maar zo stil mogelijk schreeuwde ik ook naar haar, 'Je hebt je controle momentje gehad, rot op. Je loopt mij te vertellen wat een verschrikking ik ben en zelf richt je dit soort dingen aan. Je bent geen haar beter!' Allemaal fluisterend, zodat de rest van de omgeving niks zou meekrijgen van deze interne ruzie. Maar haar hoe zekerder ik werd, hoe harder zij haar best ging doen. Ze kon het niet uit staan dat ik terug schreeuwde, dat ik haar nu met de neus op de feiten drukte. Ik voelde me voor even zo zeker, maar ook dat was snel gebeurt. Ze kwam weer terug in de strijd, zekerder en nog harder overtuigd van haar kunnen als daarvoor. Daar verloor ik weer. Ik kon alleen nog maar smeken 'Hou op, alsjeblieft hou op. Laat me alsjeblieft met rust.', 'Waarom doe je dit, waarom doe je deze dingen, waarom hou je niet op?'

Ze was gekalmeerd, god zijn dank. Maar ze had me op scherp gezet, op m'n hoede voor een volgende uitbarsting. Deze uitbarsting was niet zo heftig geweest, meer als een beetje trillen, hier en daar een pijnscheut, aanspannende spieren, een verbale strijd en een paar tranen was het niet geweest. Wat mij te wachten stond zou niet eens meer in de buurt komen van dit amateuristische paniek aanvalletje. Iets wat ik uit ervaring al wist.

En die paniek kwam er, het was er al. Het was er uren lang, vaag op de achtergrond. Ik voelde de tranen drukken van achter mijn ogen, ik voelde hoe mijn handen steeds maar weer wilde verkrampen, ik voelde het allemaal komen en kon helemaal niks doen. Ik stond machteloos en zij was blij, blij omdat zij wel de macht had. Ze zou me laten boeten voor de ongewenste brutaliteit van die ochtend, en flink laten boeten.

Tijdens de een na laatste les gaf ik het wegduwen op, ik kon niet meer. Alles deed ongelofelijk veel pijn, mentaal en fysiek. Hoofdpijn, keelpijn, verkrampte handen en vastzittende nek, schouders en rug. Angst en schaamte voor wat andere wel niet moesten denken, en een raar gevoel van eenzaamheid. Alsof zelfs mijn eigen ik mij in de steek liet. Ik kon niet meer en liet het gaan. Als een vloedgolf kwamen de emoties op mij af gestormd, eveneens als haar woorden. Zinnen vol onwaarheden die ik op dat punt alleen nog maar voor waar kon aannemen. Ze had gelijk, ik ben niks, ik doe er niet toe, ik verspil iedereens tijd, ik ben dom, ik kan inderdaad niks. Ik geloofde wat ze zei, ik geloofde alles. Ik wilde niet huilen maar ik kon niet anders meer, ze kwamen gewoon. Ook het trillen was niet te stoppen, ik voelde het door m'n hele lichaam gaan. Ik dacht dat iedereen overduidelijk kon zien dat ik zo trilde, ik schaamde me. Ik was bang. Ik durfde niet naar m'n tas te grijpen of m'n koptelefoon op te zetten, ik durfde helemaal niks meer. Tot ik, god zijn dank, de gang op werd geroepen door mijn mentor. Had hij het gezien? Had hij gezien dat ik huilde en trilde? Of was het eigenlijk om iets heel anders te doen en zag hij nu pas de tranen in m'n ogen? Ik kon niet meer helder na denken, mijn hoof leek werkelijk alle kanten op te schieten. Ik wilde mijn rug naar hem toe keren zodat hij mijn gezicht niet kon zien, en hij niet zou zien hoe de tranen over m'n wangen rolden. Nutteloos want hij zag het toch wel. Diep van binnen probeerde ik alles nog steeds weg te duwen. De paniek heel hard en heel ver weg te duwen. Hij vroeg me te praten, maar ik kon geen woord over m'n lippen krijgen. Alsof zij aan de andere kant stond te trekken uit angst dat ik haar zou verlinken. Uit angst dat ze niet meer 'alleen voor mij' zou zijn maar anderen zich er mee zouden gaan bemoeien. Na half te zijn gestikt in m'n eigen stomme tranen kwamen er wat onsamenhangende woorden uit, dat werden uiteindelijk zinnen en uiteindelijk iets van een logisch verhaal. Ik was in staat om te schreeuwen, kei en kei hard. Zonder filter, zonder na denken, gewoon even belachelijk hard schreeuwen tot ik opnieuw geen stem meer zou hebben. Maar ik deed het niet. Zoals gewoonlijk. Wel gooide ik, op aandringen van mijn mentor, mijn bidon tegen m'n wiskunde docent. Onder het mom van 'dat kan hij wel hebben' denk ik. Het luchtte op. Ik had nog wel een paar keer willen gooien, ik had zelfs tegen de muur aan willen trappen met alle kracht die ik op dat moment bezat. Ook dat deed ik niet.

Ze was gestopt met schreeuwen, voor even. Weer was de grote uitbarsting niet gekomen, ik had 'm tegen gehouden. Hoe weet ik nog steeds niet, maar ik heb het gedaan. Ik was wel uitgeput. Er was geen druppeltje energie meer te vinden, alsof ze me had uitgewrongen. En het aller ergste, en dat wist ik maar al te goed, moest nog komen. Waarschijnlijk thuis als er niemand is, alleen in een kil huis dat nauwelijks thuis te noemen valt. Koud, energieloos en volledig gesloopt zou ik mezelf vol proppen met voedsel. Alles dat eetbaar was moest naar binnen zonder nauwelijks te kauwen, zonder te proeven wat ik nou eigenlijk naar binnen propte. Om vervolgens alles er boven de wc pot weer uit te spugen. Geen wonder dat mijn keel als schuurpapier voelt en mijn tanden zo geel zijn als de kaas die ik naar binnen heb staan duwen.

Dat gebeurde ook. Het gebeurde allemaal. Opnieuw verloor ik de controle, ze dwong me te vreten als een varken en tegelijkertijd stond ze te schreeuwen dat ik afzichtelijk lelijk en dik was. Ze weet niet wat ze wil, dat weet ze nooit. Ze is hypocriet. En even later, terwijl ik m'n eten boven de wc er uit probeer te gooien, staat ze me weer aan te moedigen. Tot het te lang duurt of ik dreig 'op te geven', dan veranderd ze weer in dat monster. En ik? Ik gehoorzaam als een braaf hondje. De angst voor paniek was zo groot. Ik had er geen energie meer voor, mijn lichaam had het simpelweg niet aangekund. Alles was alleen maar erger geworden als ik niet gewoon deed wat zij wilde, dus deed ik wat zij wilde. Ik voelde van binnen iets breken, voor de zoveelste keer. Het deed pijn, te veel pijn, en ik kon alleen maar zitten en hopen dat deze dag heel snel voorbij zou gaan. 

You've reached the end of published parts.

⏰ Last updated: Jan 12, 2019 ⏰

Add this story to your Library to get notified about new parts!

Autisme, paniek and Rock 'n RollWhere stories live. Discover now