H2.

11 1 4
                                    

Aslan was half wakker en kon stukjes uit een gesprek opvangen.
"Rode ogen... Zwarte schoenen... Ja... Vreemd... Niks laten zien..."
Hij kreeg weer een klap tegen zijn hoofd toen hij bewoog. Het bloed drupte langzaam over het al opgedroogde bloed wat aan de zijkant van zijn hoofd zat, waar hij in de straten een klap had gehad met een stomp voorwerp.

Een niet gespecificeerd aantal dagen later lag Aslan weg te rotten in een cel. Hij werd wakker en zette zichzelf tegen de achtermuur. Hij kreunde en veegde langs zijn hoofd, wat wat opgedroogd bloed achterliet op zijn hand. Zijn kleren waren nog viezer geworden dan dat ze al waren. Het stonk naar de dood daar, wat Aslan stimuleerde om omhoog te komen om door een klein gaatje, wat wat licht binnen liet, te kijken. Hij zag dat hij vrij hoog zat. Hij kwam tot de conclusie dat hij in het capitool zat, of in ieder geval in de buurt. Hij ging weer zitten en zuchtte. Hij dacht na over wat hij had gehoord: "Ze zeiden iets over rode ogen en zwarte schoenen. Dat zijn aspecten van mij, maar "niks laten zien"?" Hij wist niet wat hij daar mee moest.
Toen hoorde hij een norse stem ergens vandaan komen, ergens rechts van hem. Hij draaide zijn hoofd in de richting van het geluid en daar zag hij door de tralies, in het donker, een oude man zitten. Hij had grijs haar en veel zichtbare littekens, ook was hij vrij gespierd voor zijn leeftijd, tenminste, de leeftijd die Aslan gokte dat de man zou zijn.
"Waarom zit een jong scharminkel als jij in de nor?" vroeg hij beleefd, maar nog steeds met zijn norse stem.
Hierop antwoordde Aslan: "Wat van een paar kraampjes gestolen. U?"
"Hohoho," lachte hij, "zie je die krassen in de muur achter me?"
Hij kon het amper zien, maar kon er wat van uit maken. "Ja. Hoezo?" vroeg hij.
"Hoeveel zijn 't er?" vroeg de man met een bevelende toon en met een grijns op zijn gerimpelde en verweerde gezicht.
"Ik tel er ongeveer," zei Aslan terwijl hij aan het tellen was, "zevenennegentig?"
"Precies, jongeman." zei de man lachend.
Aslan keek naar de man in verwarring.
"Dat is het aantal mensen dat ik heb vermoord." zei de man voordat hij in lachen uitbrak.
Aslan staarde de man aan in schok. "Hoe kan hij hier om lachen?!" dacht Aslan, "Is hij psychopatisch?!"
Toen stopte de man abrubt met lachen. "Luister. Je denkt nu vast dat ik psychopatisch ben, dat hoor ik vaker. Misschien ben ik dat ook. Maar dit is wat er gebeurt wanneer je luistert naar de mannen die deze stad besturen. Zij zijn de echte psychopaten hier, luister nooit, maar dan ook nooit, naar ze. Wat ze je dan ook beloven."
Aslan wist niet wat hij met dit advies moest. Hij schudde zijn hoofd om zijn gedachten op een rijtje te krijgen, daarna knikte hij om aan te geven dat hij de man begreep.
De man kroop weg in het donker nadat er nog een klein lachje uit hem kwam.
Aslan ging ook weer zo comfortabel zitten als hij kon.

Een paar uren later was hij langzaam aan het wegzakken toen een agent in een blauw jasje met zijn knuppel op de tralies van zijn cel klopte. Aslan schrok hier van en was gelijk klaarwakker.
"Meekomen, nu." zei de agent terwijl hij de cel opende.
Aslan gaf een knikje als antwoord en stond langzaam op om de man te volgen, zijn hoofd naar beneden houdend. Hij oogde even naar de man in de cel naast hem en die glimlachte naar hem.
"Opschieten!" schreeuwde de agent naar hem en pakte Aslan bij zijn nek van en gaf hem een duw richting de opening van het celblok. Andere gevangenen schreeuwde dingen die hij koos om te negeren. De agent negeerde dit ook.
Ze gingen beiden door een dikke deur, en de man leidde Aslan naar een afgesloten gedeelte. De agent duwde Aslan een kamer in, weer achter een dikke deur. Hij herkende deze kamer, hier was hij eerst, waar hij de mannen hoorde praten over hem. Hij keek rond de kamer en alles wat hij zag was de stoel waar hij eerder in had gezeten. Plotseling hoorde hij wat gerommel en toen opende de deur achter hem weer. Door de deur kwamen twee agenten in blauwe jasjes, maar deze zagen er niet zo netjes uit als de anderen. Deze hadden littekens in hun gezicht en waren wat gespierder dan de rest. Één van de twee had een groot litteken over zijn oog heen en deze duwde hem in de stoel.
Aslan was te bang om iets terug te doen en hij bleef stil.
Beide mannen maakte hem vast in de stoel met de leren riemen bij de polsen en enkels. Toen schreeuwde de één met het litteken over zijn oog naar Aslan: "Biecht eens op! Waar is je vader, en die hoer van een moeder van je?!"
Aslan schrok zo erg dat hij bijna in zijn broek piste. Hij wist niet wat te antwoorden, maar toch kwam er geluid uit zijn mond wat een beetje klonk als: "Weet ik niet...!" Het klonk stotterend.
De ander man gaf de man met een litteken over zijn oog een flinke duw. "Dat werkt niet op kinderen, sukkel! Zie je dan niet dat hij vreselijk bang is?!"
Aslan was verbaasd over de attitude van de man die zijn collega een duw gaf. Hij dacht: "Hij is zo groot en heeft zo'n baan, maar toch heeft hij een hart."
De man met het litteken zuchtte en stapte naar achteren, alsof hij aangaf dat zijn collega het mocht doen.
Dit deed hij dus ook. "Zeg, jongen, waar is die vader van je?"
Hierop antwoordde Aslan: "Ik weet niet waar u het over heeft, meneer... Ik..."
"Hm. Oké. Je moeder dan?" zei de man.
"Weet ik ook niet... Ik ben alleen..." antwoordde Aslan.
De man zei hierop: "Aha. Ik ga er van uit dat jij jouw ouders dan ook zoekt?"
Aslan knikte.
"Zou je ons dan willen helpen om ze te zoeken?" vroeg de man.
Aslan wilde gelijk met ja antwoorden, maar toen dacht hij aan het gesprek wat hij had gehad met de oude man in de cel naast waar hij zat.
"Nee, dag kan ik niet doen..." zuchtte Aslan.
Toen veranderde de toon van de man die tegen hem praatte. Met een luide stem zei hij: "Luister eens, jongen, jij gaat ons helpen om de hoer van een moeder van je te zoeken. En jouw vader gaan we ook vinden; hij moet boeten voor wat hij heeft gedaan!"
Aslan schrok, maar hij voelde meer woede dan schrik. Hij wist niet wie zijn ouders waren, maar hij voelde toch wel een band met de mensen die hij zich niet kan herinneren.
"O, kijk naar zijn ogen. Zie ik daar iemand die terug wil vechten?" lachte de man die hem ondervroeg.
Om Aslan heen begon langzaam witte elektriciteit de ontstaan. Het maakte een knisperend geluid elke keer dat het van Aslan op de stoel en vloer kwam. Er kwam steeds meer woede in Aslan zijn ogen na mate de seconden verstrekte.
Beide mannen keken naar wat er gebeurde, een klein beetje geschrokken.
Aslan begon te schreeuwen en de elektriciteit schoot door de hele ruimte heen, wat de twee mannen electrocuteerde en gelijk doodde. De riemen waren los geschoten en de deur was uit zijn scharnieren gevlogen.
Aslan stond schuddend op en keek gekrenkt naar de smeulende, rokende en verkoolde lichamen. Hij rende richting de uitgang en kwam uiteindelijk weer bij de oude man en de cellen.
Hijgend stond hij voor de nog geopende cel waar hij eerst in zat. En de man naast hem keek hem aan met een verbaasde blik, maar ook alsof hij hem verwachtte om alleen terug te komen.
"Hallo daar. Nu al terug?" vroeg de oude man met een grijns op zijn gezicht.
Een beetje elektriciteit kwam nog steeds van Aslan. En die keek er naar.
"Je wil weg, hè? Ach, het is niet alsof ik je kan stoppen, jongen. Maar die muur daar krijg JIJ er niet uit."
Aslan keek verbaasd naar de man. "Hoe bedoelt u?" Hij trilde nogsteeds een beetje.
"Nou," zei de man terwijl hij zijn arm bewoog richting de achtermuur van Aslan zijn cel, "op deze manier."
Net nadat de man zijn arm bewogen had begonnen de bakstenen in de muur te scheuren.
Aslan keek in schok naar de muur, hoe deze trilde.
De man sloot zijn ogen en zwaaide zijn andere arm ook richting de muur. En toen hij dat had gedaan vloog de muur er uit. De man ademde diep uit en zijn rechterarm trilde als een gek. Met zijn linker pakte hij zijn rechter beet en trok het naar zich toe.
Aslan keek naar de man en daarna naar de muur. Met een opengevallen mond stapte hij op het gapend gat af en wreef in zijn ogen alsof hij ze niet kon geloven.
"Hoe?" vroeg Aslan met een trillende stem.
De man schudde zijn hoofd en zei: "Jij bent niet alleen op deze wereld. Je voelt sterk aan, maar je hebt een lange weg te gaan. Dus, ga nu en wees vrij. Zoek je medemens op en vergeet mij nooit."
Aslan knikte vol met motivatie.
"Hoe heet u, dan?" vroeg Aslan terwijl hij op het randje stond waar eerst de muur was.
"Darkan Grey is de naam. Maar hecht er niet veel waarde aan. Want ooit zal jij mij hier dood aantreffen. Ga gauw, de blauw jasjes komen al. Dat duurde trouwens wel lang..." Darkan's gedachten dreven van het onderwerp af.
Aslan knikte een laatste keer en zei: "Dank u wel. Voor alles."
"Het is mijn plicht. En het was me een genoegen." zei Darkan terwijl hij voor Aslan voor het eerst glimlachte.
Aslan sprong toen met een kleine boost van de elektriciteit naar beneden.
Darkan zuchtte en bewoog zijn armen weer. Het gat vulde zich weer met de bakstenen en het leek alsof er nooit wat mee gebeurd was.
De agenten renden het cellenblok binnen en keken als gekken rond, zoekend naar Aslan. Maar Aslan was nergens te vinden. Onderwijl was Darkan aan het grinniken en aan het glimlachen terwijl hij naar de chaos keek.

De Transitie van het LevenWhere stories live. Discover now