H4.

2 0 0
                                    

Aslan werd wakker bij een haard. Het was lekker warm en de geur van brandend hout vulde zijn neus. Hij ging langzaam omhoog om te zitten terwijl hij de deken die op hem af van hem af gooide.
"Waar ben ik?" ging door Aslan zijn hoofd heen.
En alsof iemand zijn gedachten had gehoord, kwam er een antwoord.
"In mijn schuilplaats, jongeman." zei de stem, het was nors.
Aslan dacht deze stem te herkennen en keek ik de richting van waar de stem vandaan kwam. Het kwam uit een andere kamer. Deze kamer, met de haard, was rustiek aangekleed. Een houten vloer, de meubelen waren bekleed met iets wat op leer leek en de muren waren van bakstenen gemaakt die hier en daar wat scheuren hadden. Aslan lag op een zacht tapijt.
"Wie.. bent u?" vroeg Aslan aarzelend.
"Herken je mijn stem niet? Hahaha." lachte de stem.
Uit de richting van de stem kwam een oude man met een bord en een mok in zijn handen. Aslan herkende hem meteen, het was Darkan Grey.
"Darkan!" riep Aslan, misschien een beetje te luid.
"Niet zo hard, jonge Aslan," snauwde de oude man, "maar, ja, dat ben ik. In levende lijven. En had ik je niet verteld dat je mijn naam moest vergeten?" vroeg Darkan met een strenge toon terwijl hij het bord en de mok voor Aslan neerzette.
"J-Ja.. Sorry." zei Aslan.
"Dat is het verkeerde antwoord!" snauwde Darkan weer, "Nooit jouw kameraden vergeten! Nooit."
Aslan wist niet wat hij zeggen moest, hij was verward.
"Je zult je vast afvragen hoe en waarom ik hier ben. Nou, dat is omdat ik nooit in die cel heb gezeten. Dat was een projectie van mij, het is iets wat ik kan doen." vertelde Darkan.
"Ja... Dat vroeg ik mij inderdaad af." zuchtte Aslan opgelucht.
"Maar, waarom was u daar dan?" vroeg hij.
"Omdat jouw vader mij heeft gestuurd nadat ik hem de toekomst heb laten zien. Hoewel dat de toekomst is die aan mij gegeven kan worden door het universum. Het kon dus ook helemaal anders zijn. Maar ik vertrouw jouw vader en het universum. En ze hadden beiden gelijk, tot nu toe." legde Darkan uit.
"O, en nu wilt u zelf weten waar mijn vader is, zeker?!" snauwde Aslan.
"Ah, nee..." zuchtte Darkan, "hij is een oude vriend van mij. Voor zijn verdwijning hebben wij dus samen de toekomst bekeken, omdat hij wist dat hij weg moest." vertelde Darkan.
"U zegt dat jullie samen de toekomst hebben bekeken en dat hij verdween. Maar, hoe kan het dan zijn dat hij verdween?" vroeg Aslan.
"Hij moest deze wereld verlaten. Hij werd achtervolgd, waar hij ook ging. Omdat hij wist waar de blauw jasjes de ultieme kracht vandaan konden halen." legde Darkan uit.
"Die man in dat steegje had het ook over een grote kracht, zijn kracht." zei Aslan.
"Iemand kwam jou bezoeken daar? Vreemd... Die map die in je tas zat, heb je die van hem gekregen, dan?" vroeg Darkan.
"Ja, inderdaad. Hij zei iets over dat ik overal langs moest gaan om zijn kracht terug te geven. Hij had het erover dat ik een Narrator was, ofzo." vertelde Aslan.
"Ah... Dat zou Toaa moeten zijn geweest. De god van de Narrators. Hij heeft jou zeker verteld dat jouw vader ook één is?" vroeg Darkan, met zekere twijfel in zijn stem.
Aslan knikte. "Hij vertelde mij ook dat wanneer ik alles gevonden had, dat ik er achter zou kunnen komen waar mijn ouders zijn. En dat ik ze misschien zelfs zou kunnen ontmoeten, of zoiets." vertelde hij daarna.
"Dat is mooi nieuws, dan. Morgen beginnen we. Eet en drink nu maar en neem daarna wat rust." zei Darkan terwijl hij opstond van zijn stoel waar hij nu al even op had gezeten.
Aslan knikte weer en begon zijn eten en drinken te nuttigen.
Darkan liep de kamer uit naar een andere kamer, waarschijnlijk waar hij verbleef.
Kort nadat Aslan zijn voedsel had genomen, ging hij weer liggen en viel gauw weer in slaap.

Zijn slaap duurde niet lang voordat hij wakker werd gemaakt door Darkan, die al klaar stond met wat bepakking en andere kleding en nu ook een paar onderdelen van uitrusting die Aslan herkende.
Aslan kreunde en stond langzaam op en pakte zijn spullen die naast hem lagen en deed alles wat er lag in zijn tas, behalve zijn jas. Die gooide hij over zijn schouder nadat hij ook zijn tas op zijn rug had gedaan.
"Het is nog vroeg, dus wees stil." fluisterde Darkan naar Aslan terwijl hij de voordeur open deed.
Aslan reageerde met een knikje en volgde de man.
De plotselinge koude windvlaag die hen raakte toen ze naar buiten stapten deed Aslan gauw rillen, dus besloot hij maar om zijn jas aan te doen.
Door de stille straten van het Kapitool liepen ze naar beneden. Je zou een speld kunnen de stenen kunnen horen raken. Niemand was er te bekennen. Geen ziel.
Ze liepen een paar minuten voordat ze bij een tunnel kwamen. Darkan liep door, maar Aslan stopte.
"Waar gaan we heen?" vroeg Aslan fluisterend.
"Hier doorheen is een kortere weg naar onze eerste bestemming. Die tempel die op die kaart verschenen is, daar moeten we heen." reageerde Darkan.
Aslan keek op de kaart die hij in zijn handen had en inderdaad, er stond een tempel op afgebeeld. "Hoe weet u dan waar dat is?" vroeg hij.
Darkan antwoordde, brommend: "Ik leef hier al jaren, jonge man. Vertrouw mij daar maar op."
Aslan knikte en snelde achter Darkan aan.
In de donkere tunnel pakte de oude man een lantaarn uit zijn rugzak en deed deze aan. Hij leek zoekende naar iets totdat hij stopte en zijn hand op de muur hield.
Aslan keek vragend naar wat de oude man deed toen plotseling een rechthoekig deel zich uit de muur naar achteren begon te bewegen. Uit het niets was er een doorgang.
"Snel nu, Aslan." zei Darkan voordat in de verte sirenes gehoord konden worden.
Aslan wist gelijk wat dit was en vloog de doorgang in. Darkan volgde gauw. Maar voordat de doorgang zich sloot, keerde hij zich even om en verscheen er een glimlach op zijn gezicht.

You've reached the end of published parts.

⏰ Last updated: Aug 29, 2019 ⏰

Add this story to your Library to get notified about new parts!

De Transitie van het LevenWhere stories live. Discover now