H3.

2 1 0
                                    

Het was koud, maar zijn jack was net genoeg om hem warm genoeg te houden. De elektriciteit was weg voor nu. Hij stond op een uitkijkpunt over het laag liggende gedeelte van de grote stad. Hij zat, zoals hij een paar uur geleden al had gedacht, hoog in de bergen. Hier stonden vrijstaande huizen, en gebouwen in het algemeen. Aslan ging er vanuit dat hier de rijke inwoners moesten leven, en gelijk had hij. Wanneer hij rond keek zag hij goed verzorgde mensen in bontjassen rondlopen. Ook zagen de voertuigen er een stuk beter verzorgd uit, amper wat stof en eigenlijk geen krasjes waren te zien op dezen.
Hij zuchtte, niet wetend waar hij naartoe moest. Door het uitademen kwam er een wit wolkje voor hem. Hij had dit nog nooit eerder gezien, dus hij veegde er doorheen met zijn hand. Het wolkje verdween vervolgens.
Hij leerde zich om om naar plek te zoeken waar hij zou kunnen overnachten. Het was hier anders, hij kon hier niet op de gebouwen gaan liggen, daar waren ze te hoog voor. Ook was het hier te koud voor. Hij zocht naar iets wat op een stadhuis leek. Maar tevergeefs, hij kon niks vinden. Waarschijnlijk omdat hij niet wist hoe zo'n stadhuis er uitzag. Hij was namelijk te bang om ergens naar binnen te gaan, aangezien hij verwachtte herkend te worden. Dan zou hij weer terug moeten naar de gevangenis, en deze keer zou hij ter dood veroordeeld worden. Tenminste, dat verwachtte hij.
Hij wist niks zeker meer, hij had alleen maar verwachtingen. Allemaal omdat hij hier vreemd was en omdat hij vreesde voor zijn leven en voor wat hij gedaan had.
Hij keek naar zijn rechterhand die aan het trillen was. Hij greep het met zijn andere hand, toen hield het op. Hij moest denken aan hoe Darkan dit ook had.
"Is dit wat er gebeurt met iemand als je anderen... vermoord?" dacht Aslan.
Hij moest vechten om niet te huilen.
Hij veegde een traan weg met zijn mouw en besloot verder te zoeken.

Dag veranderde in nacht en hij had nog steeds niets gevonden. Hij stond in een zijstraatje zachtjes te huilen toen een duister figuur op hem af kwam. Aslan draaide zich richting het figuur. Hij was bang, want hij kon niemand vertrouwen.
Opeens was het figuur weg. Aslan schrok en keek om zich heen. Opeens voelde hij een hand op zijn schouder en hij draaide zich zeer snel om waardoor hij op zijn achterste viel. Het leek alsof er geen uitweg was, en die was er ook niet. De ingang van het zijstraatje was verdwenen.
"Vrees niet, jonge... Aslan." zei het duistere figuur met een zachte stem.
Aslan wist niet wat hij moest zeggen. "Hoe weet ie mijn naam?!" dacht hij.
"Dat is iets wat ik je niet zo zou kunnen vertellen." zei het figuur.
Aslan raakte in paniek en kroop naar achteren. Maar toen kwam hij tegen een muur aan.
"Niemand kan ons hier zien, vrees maar niet." zei het figuur weer.
Het duister verdween rond hem en maakte plaats voor een geel licht om een oude man heen. Maar hij zag er niet zo oud uit als Darkan. De man had bruin haar, met wat grijs naarmate je naar beneden ging. Zijn huid was erg gerimpeld. En hij had een bruinen, leren jas aan met daaronder een witte trui. Hij zag er vrij modern uit voor de leeftijd die Aslan gokte. Zijn ogen waren amper te zien, maar het zag er naar uit dat ze helemaal wit waren.
"Het ziet er naar uit dat jij jouw Unicum hebt gevonden." zei de man tegen Aslan, terwijl hij over zijn kin wreef.
"Mijn wat?" stotterde Aslan.
"Jouw ouders hebben jou dat dus niet verteld... Dan is het aan mij om het aan jou te vertellen." zei de man.
Aslan keek verward naar de man. "Waarom blijft iederen het hebben over mijn ouders?" dacht hij.
De man koos ervoor om het te negeren, dat wat Aslan dacht.
"Jij, Aslan, bent een Narrator, net als ik, net als jouw vader!" zei de man met een verheven stem.
"Een... wat?" vroeg Aslan.
"Een Narrator, één van de pers- o wacht. Ik ben helemaal vergeten om jou te vertellen hoe ik heet! Jij kan mij Toaa noemen, jongen." zei de man, hoewel het bijna schreeuwen werd.
"Toaa. Oké?" zei Aslan.
"Hm. Jij vertrouwt mij nog steeds niet, zeker?" vroeg de man retorisch.
Hierop antwoordde Aslan met het 'nee' schudden van zijn hoofd. "Ik kan niemand meer vertrouwen. Wie weet bent u één van die blauw jasjes!" riep Aslan terwijl hij weer een beetje begon te tranen door emoties die weer naar boven kwamen.
De man kwam dichterbij en ging op zijn hurken zitten. Hij veegde een paar tranen van Aslan zijn gezicht. "Jij kunt mij vertrouwen, geloof mij, jongen. Vraag het aan je gevoel, vraag je hart." zei Toaa.
"Ik weet het niet..." stotterde Aslan, "ik, ik..."
"Ik begrijp het, jonge man. Je kent niemand, dus kan je niemand vertrouwen. De eenzame wolf. Je doet mij aan mijzelf denken toen ik nog jong was, nou, wat je jong kunt noemen." lachte Toaa.
"Ik zal je op een queeste sturen. Hierin zul jij vinden wat ik jou niet kan vertellen, en hier zul je ook jouw vertrouwen in mij kunnen vinden."
Een stuk oud papier verscheen voor Aslan nadat Toaa zijn linker hand langzaam naar links zwaaide.
"Wat is dit?" vroeg Aslan terwijl hij stotterde.
"Dit hier is een map met de verloren artefacten. In elk van dezen artefacten zit een edelsteen die elk een deel van mijn bijna oneindige kracht. Deze kracht die ooit tot mij toe behoorde is verdwenen nadat wij verslagen waren in het gevecht der eeuwen, door deze mensen hier. Meer... weet ik niet er over. Niet meer. Deze map zal jou vertellen waar ze liggen, maar jij moet er wel zien te komen, natuurlijk. Ik vertrouw jou er toe deze artefacten te vinden en ze aan mij terug te brengen, Aslan. Jij bent jouw volk hun enige hoop."
"Waarom zou je mij daar toe vertrouwen?!" zei Aslan geschrokken.
"Omdat jij de enige bent die dit nu kan doen. Jij, Aslan, hebt al een deel van mijn kracht in je zitten. Deze kracht, met genoeg training, kan mij overtreffen. En hiermee kun jij de glorie die wij, de Narrators, ooit hadden herstellen!" riep Toaa.
"Dus... dit is om jo-- ons... volk te redden? Kan ik hiermee ook mijn ouders leren kennen?!" vroeg Aslan enthausiast.
"Inderdaad." zei Toaa.
"Ik doe het!" riep Aslan terwijl hij de map uit de lucht griste.
"Mooi, jongen. Ik zal je later weer spreken." zei Toaa.
"Nee, wacht!" riep Aslan.
Maar Toaa was al verdwenen. Aslan zat nu alleen in het zijstraatje, welke nu weer normaal was geworden. Hij kon er weer uit. Maar nog nergens om te blijven. Nergens eten. Nergens. Niets. Niet lang nadat hij de map netjes in zijn tas had gedaan, viel hij in slaap op de koude tegels in het zijstraatje.

De Transitie van het LevenWhere stories live. Discover now