Hoofdstuk 12

227 24 6
                                    

'Leuk jou weer te zien. Je had wel goed kunnen ontsnappen die vorige keer, hé', zei de vrouwelijke tribuut van district 2 met een grijns die me kippenvel bezorgde. Ze hield een groot mes voor mijn keel. Als ze nog een stap vooruitzette was ik dood. Ik bedacht dat nu het hele land wel naar ons kon kijken, dus besloot om me stoer voor te doen. Ze zou me zowieso vermoorden en dan is het beter om als een held te sterven. 'Nou, wat kan ik zeggen. Ik ben slim', zei ik ijdel. Ze glimlachte, maar in haar ogen zag ik dat ze die reactie niet verwachte. 'Gedurfd antwoord, vissenjongen', zei ze. 'Moussa, wie is daar?' Riep Kinta. Moussa keek even verstoord naar haar bondgenote, maar keek toen snel weer weer. Kinta grijnsde ook toen ze me zag. 'Wie we hier hebben, onze vissenjongen.' Ze lachte. Het was een kille lach waardoor er rillingen op mijn rug liepen. Maar ik liet me niet doen. 'En daar hebben we ons dom wicht', zei ik. Een stomme en gevaarlijk zet, dat wist ik. Als ze me misschien nog als bondgenoot zouden willen gehad hebben, had ik het nu verpest. Maar ik wist dat daar maar een kleine kans voor was.  Haar gezicht vertrok en haar ogen keken me bloeddorstig aan. Onbewust zorgden mijn ellebogen die op de grond steunden ervoor dat ik een beetje naar achter ging. 'Nu ga jij eraan', zei ze, terwijl ze met haar speer in aanslag naar mij stapte. Ik sloot mijn ogen. Dit was het einde. Ik hoorde iemand vallen en toen ik mijn ogen opendeed zag ik Moussa op de grond liggen met een pijl in haar rug. Ze ademde nog, maar het zou waarschijnlijk niet lang meer duren. Kinta keek geschrokken rond haar. Ik moest wegrennen. Jis liep naar de plaats waar de pijl vandaan kwam. Toen ik opstond merkte ik dat Kinta totaal geen oog meer had voor mij. Ze was veel te druk bezig met waar het geluid vandaan kwam. Ik pakte het mes dat Moussa in haar handen had af. Ze probeerde tegen te stribbelen, maar ze was veel te zwak geworden. Ik sneed Kinta haar keel pver. Ze viel om de grond en nog geen 2 seconden later klonk er een kanonschot. Ze was dood. Ik had haar vermoord. Toen ik wegliep hoorde ik nog een kanonschot. Dat moest van Moussa geweest zijn. Ik liep steeds sneller en sneller zodat Jis me niet meer zou vinden. Ik bleef maar rennen tot ik buiten adem was. Ik liet me neervallen en keek waar ik was. Ik probeerde mijn schuldgevoel opzij te zettten. Die Kinta verdiende niet beter. Ze zou toch niet winnen. Maar iets in zichzelf wist dat ze er wel degelijk kans op had. Een grote kans.
Ik spoelde het bloed van het mes weg in de zee en ik stond op. Ik had een plan bedacht. Het was hoog tijd voor dat. We waren steeds met minder en minder tributen. Nog maar amper 8. Hoe verder ik in de spelen zat, hoe onmenselijker ik leek te worden. Waarschijnlijk omdat ik meer en meer kans kreeg om terug naar huis te gaan. Ik zou eerst en vooral Jis vermoorden, daarna komt de rest. Toen ik daaraan dacht kreeg ik een krop in mijn keel. Met Jis vermoorden had ik niet zoveel problemen. Hij was wreed en als ik hem niet zou vermoorden, zou hij mij vermoorden. Dat wist ik. Maar de rest was onschuldig. Ze waren hier zonder dat ze het wilden ingestoken, net als ik. En zou wouden naar huis, net als ik. Misschien moest ik Jis hun eerst laten vermoorden, zodat ik geen schuldgevoel had. En als we dan samen overbleven, zou ik hem vermoorden. Dat kon ik ook doen. Ik weet het niet. Ik liet me neerploffen en steunde met mijn hoofd op mijn handen. Ik wou wenen. Ik kon het gewoon niet. Ik kon de tributen van district 2 nog net vermoorden, maar dat was gewoon omdat ze slecht waren. Omdat ze het verdienden. Net als de tributen van district 1, maar de rest verdient het niet. Net als Yoren en Aria...

Ik schrok toen ik weer een kanonschot hoorde. En wat ik toen deed, zorgde ervoor dat ik mezelf ongelofelijk onmenselijk begon te vinden. Ik glimlachte. Er waren nog maar 7 tributen over. Ik besefte dat ik die kanonschoten graag begon te horen. Dat het betekende dat ik dichter bij huis was, dat ik meer kans had om te winnen. Ik leek bijna te vergeten dat er echt mensen sterven als er zo'n kanonschoten zijn. Voor het kanonschot waren er nog acht tributen: Ik, Jis, beide tributen van district 10 en 11, de mannelijke tributen van district 5 en 9. Daarvan was er ondertussen nu ook één gestorven. Ik zou vanavond zien wie het was. 

Ik zag het gezicht van de mannelijke tribuut van district 11 verschijnen in de zwarte hemel. Voordat hij verscheen leek het even zeer vredig, alsof er geen spelen bezig waren. Zijn foto deed me er weer aan herinneren. Ik keek rond me, denkend dat er daar misschien plots een tribuut zou staan. Als ik er een zou tegenkomen, zou ik geen medelijden hebben. Ik zou hem of haar doden. Wie het ook was. Ik wist dat ik hoopte dat ik niemand zou tegenkomen. Maar het zou eens moeten gebeuren. Ik had Kinta en haar districtpartner ook al vermoord. Dat betekende dat ik het kon. 'Ik kan het', fluisterde ik. Ik zei het zo zelfzeker dat ik het zelf begon te geloven. 

Finnick Odair's HongerspelenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu