Hoofdstuk 1

610 27 1
                                    

Ik keek in de spiegel en zag een gespierde 14-jarige jongen met blonde lokken die klaar was om naar de jaarlijkse boete te vertrekken. Toen mijn vader me zag glimlachte hij en mijn moeder gaf me een knuffel. Ik keek even naar mijn oudere zus die ook naar haar spiegelbeeld keek. Ik mocht nu niet meer stress dan haar hebben, want ik had ook minder bonnen. Dus ik zei er ook niks over, omdat ik niet als een watje wou overkomen. 'Vertrekken we?' Vroeg ze. Haar stem klonk gewoon, maar in haar ogen zag ik alleen angst. Doodsangst. Mijn moeder knikte. Toen we de deur opendeden snoof ik nog eens van de verse zeelucht. Ik was gek op de zee. Het is mijn thuis. Terwijl we naar het plein stapten probeerde ik te tellen hoeveel bonnen ik had. Elk jaar krijg je er één meer. Ik ben veertien, dus ik zou er 3 moeten hebben. Maar jammer genoeg hoor ik bij het armere gedeelte. Het maakte niet veel verschil. Ik heb 3 bonnen meer, dus ik heb er zes. Mijn zus Herlinde is zeventien en ze heeft er 20. Ik ging net zoals de voorbije twee jaren in een rij staan, waar ze me een prik geven. Ik heb zoveel stress dat ik het zelf niet voel. Ze geven me een plaats en ik ga tussen twee jongens uit mijn school staan. De ene ken ik: zijn naam is Oliver. Hij zit bij mij in klas en ik vind hem wel sympathiek. De andere ken ik niet. 'Ben je er klaar voor?' Vroeg hij. 'Ja', antwoordde ik. Natuurlijk wist hij dat ik loog. Niemand was er klaar voor. Toch niemand van diegene die niet bereid waren om zich als vrijwilliger aan te bieden. Af en toe zijn er zo'n mensen. Ik en mijn zus noemen hen gestoorden. Maar toch hoop ik elk jaar dat er vrijwilligers zijn, want stel dat ik of Herlinde wordt getrokken. Ik keek nog even vlug naar mijn zus. Ze zag er zoals altijd onweerstaanbaar knap uit. Daar stonden wij twee voor bekend. Het is zelf al zo erg dat Odair nu bij ons op school een ander woord is voor 'knap'. Het stoort me niet, maar toch voelt het raar aan. Ik zag Oliver verstijven. Marine, die straks de namen zal trekken, komt het podium opgewandeld. Ze is helemaal opgetut en lijkt ongelofelijk enthousiast. Ik walg ervan, maar houd me in. 'Welkom, welkom. Het is voor mij weer een grote eer om de vertegenwoordigers van district 4 te kiezen voor de 65ste hongerspelen. Applaus.' Ze klapte in haar handen, maar niemand deed mee. Ik rolde met mijn ogen. 'Goed', zei ze. 'Eerst de film.' Ik keek naar de film die ik ondertussen al 5 keer gezien had (de boetes van mijn zus meegerekend). Ik vond dat er alleen maar onzin in stond, dus ik volgde niet echt. Pas toen ik Marine haar stem weer hoorde, keek ik weer op. 'Prachtige film', zei ze. 'Dames eerst.' Per keer dat ik haar naaldhak hoorde, begon mijn hart sneller te slaan. 'De vrouwelijke tribuut van dit jaar is... Aria Mickenzer.' Ik keek om me heen en zag toen een 16-jarig meisje het podium opstappen. Ze had tranen in haar ogen. Ik hoopte voor haar dat er een vrijwilliger naar voor zou stappen. Zij keek ook hoopvol rond, maar er gebeurde niks. En ik had het gevoel dat ze zodadelijk zou instorten. 'En nu de mannen', ging Marine verder die duidelijk niet lette op Aria haar toestand. 'De mannelijke tribuut van dit jaar is.... Finnick Odair.' 

De grond zakte weg onder mijn voeten. Ik viel en viel. En toen raakte ik met een klap de bodem. Ik raakte met een klap de realiteit. Ik zat in de hongerspelen. Iedereen keek naar mij. Medelijdende blikken, natuurlijk. Ik was nog maar 14 jaar oud. Ik schudde mijn hoofd. Nee, ik ga sterk zijn. Geen tranen in mijn ogen zoals Aria. Ik ben sterk. Ik deed alsof het me niks kon schelen en stapte naar voor. Het lukte me zelfs even om te glimlachen naar Marine. Dat leverde wel een wantrouwende blik van Aria op. 'Dit zijn onze tributen van district 4 voor de vijfenzestigste hongerspelen,' verkondigde Marine terwijl ze onze armen in de lucht stak. Ik keek rond op zoek naar Herlinde. Ze keek me onbewogen aan. Mijn moeder huilde op de borst van mijn vader. Ik slikte. Geen tranen, Finnick. Nu niet. Niet hier. 'Schud handen', zei Marine, en ik stak mijn hand uit naar Aria. Zij pakte hem vast. Haar hele gezicht zat ondertussen onder tranen. Ik wist nu al dat ze het niet lang zou uithouden. En gewoon om haar moed te geven, glimlachte ik ook even. Maar zij negeerde het. 

We gingen binnen in het gemeentehuis en ik ging op de zetel zitten. Ik wachte op mijn familie. Wat moest ik tegen hun zeggen? Ik had al lang gevreesd dat de dag zou komen dat ik een tribuut zou worden, maar nu die dag hier was, besefte ik dat ik eigenlijk nog nooit verder dan dat gedacht had. 'Finnick!' Het was Herlinde. Ze liep naar binnen, gevolgd door mijn moeder die ondersteund werd door mijn vader. 'Je moet winnen. Je moet winnen!' Ze schreeuwde het en ik durfde niet tegen te spreken. 'Ik zal winnen', zei ik. 'Ik zal mijn best doen en ik zal winnen.' Nu leken de tranen vanzelf te komen. Ze stroomden over mijn gezicht en ik moest ze stoppen. Ik wrijfde ze weg en keek naar mijn zus. Ze leek al wat kalmer, maar keek me nu vragend aan. Meen je het vroegen haar ogen. 'Ik meen het,' zei ik. Ik merkte dat ze me bij mijn armen had vastgenomen toen ze zat te schreeuwen, en ik was blij dat ik daardoor ondersteuning had, anders zou ik het niet uitgehouden hebben. Ik herpakte me en deze keer was ik het die haar bij haar armen vasthield. 'Ik zal de winnaar zijn van de 65ste Hongerspelen.' Ik wist dat ik niet alleen haar bedroog, maar ook mezelf. Want ergens in mij maakte ik het mezelf ook wijs dat dat kan. 'Goed?' Vroeg ik rustig. Tranen liepen uit haar ogen. 'Goed', snikte ze. Ik wist niet precies wat, maar er was nog zoveel dat ik tegen haar moest zeggen. En niet alleen tegen haar, maar ook tegen mijn ouders. Ze keken allebei wezenloos naar mij, alsof ze niet kunnen bevatten wat er vandaag gebeurd is. De vredebewakers kwamen binnen en het voelde alsof ik nu al doodging. Mijn moeder stond op en omhelsde me. 'Doe je best, Finnick. Voor ons,' fluisterde ze in mijn oor. Ze stapten naar buiten terwijl ze steeds naar me bleven keken. En ik keek terug tot ze weg waren. Ik ging op de bank zitten en hoopte dat er niemand meer zou langskomen. Misschien is het beter de korte pijn. Niet meer aan mijn dierbaren denken, zodat ik me kon concentreren op de Hongerspelen. Ik zuchtte. Hoe zou ik dit in godsnaam overleven?

Finnick Odair's HongerspelenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu