Hoofdstuk 17

213 12 3
                                    

Ik werd uitgezwaaid toen ik vertrok. Ik voelde me duizelig en leek alleen maar de duizenden verschillende kleuren te kunnen onderscheiden die het Capitool droeg. Ik deed mijn best om nog één keer te glimlachen. Toen stapte ik in de trein. Ik denk dat ik nog nooit zo hard gezucht had als toen. Ik sloot mijn ogen en steunde tegen de muur. Mags legde haar hand op mijn schouder. 'We zijn er bijna, Finnick', zei ze. Toen volgde ze Marine die alweer enthousiast bezig was bij de terugkeer in district 4. En voor één keer was ik even enthousiast als Marine. Ik kon niet wachten om mijn familie terug te zien. 

'Finnick. Finnick.' Ik hoorde de stem van Marine die me wakker maakte. 'We zijn er', zei ze. Ik ging rechtop zitten en strekte me uit. Ik geeuwde nog vlug. Toen stond ik direct op en keek uit het raam. Ik leek tranen in mijn ogen te krijgen toen ik mijn vertrouwde district terug zag. De bossen met daartussen de zee. Ik had nog nooit beseft dat het zo prachtig was. Ik zou er meer van genieten, nam ik mezelf voor. Maar ik wist dat dat niet zou gebeuren. De hongerspelen was een trauma waar ik nooit overheen zal kunnen komen. Met de dag lijkt het erger te worden. Ik vroeg me af of ik er ooit mee zal kunnen leren leven. Het accepteren.

Ik zag bruin haar en groene ogen. Herlinde. En hetzelfde bruine haar en groene ogen bij een vrouw die naast haar stond en ouder leek. Mijn moeder. En dan blond haar van een man die op mijn spiegelbeeld leek. Mijn vader. Ik had nooit echt beseft dat we zo hard op elkaar leken. Ze weenden. Alle drie. Ik hield me in en begon te lachen. Ik zwaaide naar hun. Ik wou naar hun lopen, hun omhelsen. Ik stapte echter heel rustig van het podium en stapte naar hun toe. 'Dag mama. Papa. Herlinde', zei ik zeer rustig, terwijl ik mijn tanden bloot lachte. Ze waren gestopt met wenen, maar hun tranen stonden nog vers in hun ogen. Ze lachten ook. 'Dag jongen', zei mama en ze begon weer te snikken. 

Nadat iedereen me gefeliciteerd had, gingen we naar huis. Het was al donker aan het worden. Van de wandeling naar ons huisje die een beetje afgelegen lag had ik nog nooit zo hard genoten. Ik keek naar de ondergaande zon en besefte dat ik weer thuis was. Het was me gelukt. We stapten naar binnen toen we er eenmaal waren. Het was stil. Niemand wist wat te zeggen. Totdat Herlinde begon. 'Ik heb je gemist, Finnick', zei ze. 'Ik ook', zei ik. En toen liepen we naar elkaar en omhelsden elkaar zoals ik daarnet wou doen. En mijn ouders kwamen er ook bij. En zo hielden we alle vier elkaar vast. En ik kon me niet meer herinneren wanneer we gestopt waren. 


Finnick Odair's HongerspelenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu