7.

448 23 16
                                    

Ik heb een glas naar zijn hoofd gesmeten.

~

De begeleiders kwamen. Ze waren boos, zagen eruit of ze mij elk moment in elkaar konden rammen. Toch kwamen ze niet dichtbij. Misschien waren ze bang dat ook zij een glas naar hun kop gesmeten kregen, misschien omdat hij ze tegenhield.

Uitdagend keek ik hem aan. Zonder enige emotie te tonen keek hij terug. De spanning in de kamer was om te snijden. Het was alsof iedereen in de ruimte zijn of haar adem in hield. Ikzelf ook. Toch zag je geen angst bij mij. Je zag sowieso geen emotie bij mij. Langzaam maar zeker zak ik weg in het donkere en emotieloze gat. Of ik nu wil of niet.

Toen moest ik naar mijn kamer.

~

Na een uur ofzo komen er twee begeleiders binnen. Toevallig alweer Leroy en die gast waar ik nog steeds de naam niet van weet. Dreigend komen ze op me afgelopen. "Denk maar niet dat je hier zomaar mee weg komt Matthyas!" Wijzend naar mij, spreekt Leroy de woorden hard en duidelijk uit. Toch doet het me niks. "Je mag niet wijzen." Fluister ik. "Wat zeg je?!" Tering wat doet hij chagrijnig. Die andere begeleider doet overigens niks. Hij staat er maar een beetje stilletjes bij. Zwak.

Ik herhaal mijn zin. Leroy komt dichter naar mij toe. Die dikke vinger nog steeds op mijn hoofd gericht. "Luister jongeman, als jij niet heel gauw kapt...." De rest hoor ik niet meer. Zoekend naar iets, scan ik mijn kamer. Naast me ligt een boek. Prima voorwerp om naar zijn kop te smijten. Ik pak het op, hou het even in mijn handen en besluit dat Leroy het niet waard is om nog een nacht in de isoleercel te zitten. Maar net wanneer ik het boek weer wil neerleggen, wordt het al uit mijn handen geslagen. Mijn eerste reactie? Een stomp in zijn maag.

~

Bloed op de grond.
Bloed op de lakens.
Bloed op mijn kussen.
Bloed aan mijn neus.
Bloed aan mijn vuist.

Ik ben kwaad, woedend. Op hem. Hoe hij zo rustig blijft. Keer op keer. Wat ik ook doe. Of ik nou een glas naar hem gooi of vecht met Leroy. Hij blijft kalm. En die kalmte, die kalmte maakt mij steeds bozer.

Waarom wordt hij niet boos? Waarom pikt hij alles wat ik flik?

"Wordt gewoon fucking boos op me man!" Heb ik naar hem geschreeuwd. Vijf seconden later stond mijn vuist in de witte muur gesleten. En hij? Hij liep kalm weg. Zonder enige reactie liep hij zo mijn kamer uit. Zonder enig geschreeuw. Zonder klappen. Hij ging gewoon weg.

~

Snikkend zak ik in mijn kussen. Voor het eerst in de weken dat ik hier zit, breek ik. Voor het eerst laat het donkere gat me mijn emotie tonen. Voor het eerst huil ik. Zachtjes, alsof het donker in mijn hoofd me alsnog tegenhoudt om voluit te janken. Toch is het iets. Deze tranen, ze luchten op, maar geven me ook paniek. Paniek die ik niet in mijn eentje aan kan.

Misschien moet ik hem vertrouwen. Misschien was dit juist zijn tactiek. Mij zo boos maken dat ik op een gegeven moment zou breken en zou inzien dat ik zijn hulp nodig heb. Wat een klootzak. Maar wel een klootzak die ik nodig heb.
Zonder dat ik het wil. Denk ik.

Donker // BankzittersWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu